Oproep 2020 demonstratieprojecten

Dit waren de thema's en de geselecteerde projecten voor demonstratieprojecten in 2020:

Thema 1 Hitte- en droogteproblemen

De projecten demonstreren maatregelen, ook preventief, die leiden tot het toepassen van een adaptatiestrategie voor de droogteproblematiek op de landbouwbedrijven. De demonstratie behelst de effectiviteit van de maatregelen, de praktische uitvoering en de kosten-baten verhouding.

Projecten kunnen zowel op de plantaardige als op de dierlijke sectoren gericht zijn.

Voor de dierlijke sectoren demonstreren de projecten maatregelen om hittestress zowel in stallen als in weiden of uitloop te voorkomen of te remediëren hetzij maatregelen om de stress als gevolg van een verminderd aanbod aan nutriënten te voorkomen. Zowel in stallen als in weiden of uitloop kunnen dieren bij aanhoudend hogere temperaturen stress en daardoor een verminderd dierenwelzijn ervaren, zeker als de mogelijkheden voor gedragsaanpassingen beperkt zijn. Dieren die afhankelijk zijn van de vegetatie voor de aanvoer van nutriënten kunnen bovendien stress ervaren als deze vegetatie als gevolg van droogte schraler wordt.

EHB hittestress KOE

Samenvatting

Dit project wil de Vlaamse rundveehouders sensibiliseren over de maatregelen die hittestress bij hun dieren kunnen voorkomen en over de mogelijkheden om de gevolgen ervan bij hun veestapel te beperken. Zowel vlees- als melkveehouders zijn zich bewust van de nefaste gevolgen van hittestress. Ze hebben echter nog veel vragen over welke maatregelen er bestaan, en hoe ze die het beste toepassen om de gevolgen te beperken. Daarnaast is er ook nood aan innovatieve technieken om de gevolgen van de steeds extremere hittestress, zoals die van de afgelopen zomers, te beperken.

Dit project behandelt verschillende thema’s die hier samen een preventieve en/of remediërende rol in spelen. De rundveehouders worden niet alleen gesensibiliseerd over de mogelijkheden van de verschillende technieken, maar krijgen ook inzicht in de werkingskosten en de eventuele investeringskosten hiervan. Ze worden begeleid bij de keuze van de geschikte maatregelen voor hun bedrijf om de hittestress bij hun veestapel te beperken met als doel minder uitval van dieren en minder verlies als gevolg van directe productiedalingen (zowel daling melkproductie als toename voederconversie, daling vleeskwaliteit, ...). De correcte toepassing van de juiste maatregelen zorgt ook voor minder langetermijneffecten, zoals vruchtbaarheids-, klauw- en gezondheidsproblemen.

Enkele cases op praktijkbedrijven zullen de goede praktijken in verband met de reductie van hittestress demonstreren. Ook demonstratievideo’s en kosten-batenanalyses van de verschillende technieken zijn gepland.

Duurtijd en uitvoerders

Dit project loopt van 1 april 2021 tot 31 maart 2023.

De uitvoerders zijn: Inagro, ILVO Eigen Vermogen, de Hooibeekhoeve en de Boerenbond

Meer info

evi.canniere@inagro.be

Optimale Water Applicatie (OptiwAPP)

Samenvatting

Het klimaat verandert en er is een reële kans dat we in de toekomst vaker te maken krijgen met frequentere en intensere periodes van droogte en waterschaarste. De zomer van 2018 was immers één van de droogste in decennia, en ook in 2019 en 2020 waren de zomers vrij droog. Droge zomers, lage (grond)waterstanden en daaraan gerelateerde captatieverboden zijn slecht nieuws voor de land- en tuinbouwsector. Zij zijn immers sterk afhankelijk van water om de productie en de kwaliteit van hun gewassen te garanderen.

Om de sector te wapenen tegen langdurige droogte, is het uiterst belangrijk dat de land- en tuinbouwers beredeneerd omspringen met het beschikbare water. Tijdens een vorig demonstratieproject ‘Beredeneerd beregenen van openluchtgroenten en aardappelen’ werd de ‘Beregeningstool’ ontwikkeld, die telers moet helpen om een eerste inschatting te maken van de kostprijs van beregenen op hun bedrijf. In dit project wordt de beregeningstool toegankelijker gemaakt door de tool om te vormen naar een gebruiksvriendelijke irrigatieapp (Optimale Water Applicatie - OptiwAPP). Factsheets over traditionele en meer geavanceerde (precisie)beregeningstechnieken worden in de app geïncorporeerd, zodat telers een transparant beeld hebben over de innovaties  in deze sector en de inpasbaarheid ervan op hun eigen bedrijf. Anderzijds zal er via de irrigatieapp ook inzicht en advies gegeven worden over de waterbehoefte van de voornaamste teelten in functie van plantdatum en bodemsoort. Zo kan de teler beter inschatten wanneer het weinige water het beste wordt gebruikt en of waterbehoeftige teelten überhaupt nog haalbaar zijn in bepaalde regio’s. Een overzicht van de rendabiliteit van beregenen in functie van het gewas moet hier extra duidelijkheid in scheppen.

Via demonstraties van innovatieve precisieberegeningstechnieken op praktijkbedrijven worden de ervaringen van land- en tuinbouwers gedeeld met collega’s. Het gebruik van de irrigatieapp en de kennisdeling omtrent beredeneerd irrigeren zullen hierbij centraal staan.

Duurtijd en uitvoerders

Dit project loopt van 1 februari 2021 tot 31 januari 2023.

De uitvoerders zijn: het Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen (PCG), Inagro, het Proefcentrum voor de Aardappelteelt (PCA) en de Bodemkundige Dienst van België (BDB)

Meer info

elise@pcgroenteteelt.be

Droogtekaarten voor aardappel en maïs

Samenvatting

Het project wil op basis van satellietbeelden droogtekaarten opmaken en hier een concrete vervolgbewerking aan koppelen, zoals variabel poten of zaaien, irrigeren, toediening van bodemverbeteraars en plaatsspecifiek bemesten. Hierbij zal de focus liggen op technieken die breed toepasbaar zijn, zoals het variabel poten van aardappelen en het variabel zaaien van maïs. Wanneer irrigatie in aardappelen de gangbare praktijk is, wordt variabele watergift gedemonstreerd. Concreet zal worden getoond hoe haspelautomaten kunnen worden ingesteld zodat ze de irrigatiedosis kunnen variëren over het perceel. Op drogere zones in het perceel kan meer geïrrigeerd worden in vergelijking met nattere zones. Indien de droogte gelinkt kan worden aan een achtergestelde bodemkwaliteit, zal worden gedemonstreerd hoe die kan worden verbeterd. Op droge zones met een laag koolstofgehalte biedt het gebruik van compost kansen om zowel de bodemkwaliteit als het waterbergend vermogen te verbeteren. Op bodems met een lichte textuur biedt het inwerken van bentoniethoudende producten kansen, voortgaand op indicatieve veldproefresultaten in 2019. Ook bemesting is een aandachtspunt. Bij droogte vereist stikstofbemesting immers een aangepaste aanpak omdat  droogte de nutriëntopname stil legt en het risico op te hoge nitraatresidu’s verhoogt.

In eerste instantie zullen de projectpartners werken met satellietbeelden uit de periode 2017 tot en met 2020 om de droge zones in het perceel af te bakenen. Specifiek zullen ze beelden selecteren op het einde van een langdurig droogtemoment en, indien mogelijk, met maïs of aardappelen als teelt. Ook zullen ze nagaan in welke mate patronen terugkomen door de jaren heen. Ten slotte zullen de droogtekaarten verder onderbouwd worden met informatie van bodemscans. Deze informatie zal gebruikt worden indien ze beschikbaar is, maar het is niet de bedoeling om percelen te scannen in dit project. Dit project wil op een laagdrempelige manier de aardappel- en maïsteelt robuuster maken tegen droogte.

Duurtijd en uitvoerders

Dit project loopt van 15 maart 2021 tot 14 maart 2023.

De uitvoerders zijn: de Bodemkundige Dienst van België (BDB) vzw, het Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw (PVL) vzw, het Interprovinciaal Proefcentrum voor de Aardappelteelt (PCA) vzw, de Hooibeekhoeve vzw en de PIBO-Campus vzw

Meer info

pjanssens@bdb.be

Bodemkracht: verhoogde gewasweerbaarheid bij droogte dankzij goede bodempraktijken

Samenvatting

Als gevolg van de klimaatverandering wordt de landbouw meer en meer geconfronteerd met extreme weersomstandigheden. Al voor het vierde jaar op rij kregen we te maken met langdurig droge periodes, met een grote invloed op de opkomst, groei en uiteindelijke opbrengst van groenten en aardappelen. Op sommige percelen of in bepaalde teelten wordt daarom irrigatie toegepast. Het gebruik van water staat echter onder druk en bovendien is het niet evident om op vele velden irrigatie te voorzien. De basis van een goede waterhuishouding voor de plant is de bodem. Een goed bodembeheer zorgt voor een maximale waterbuffercapaciteit in de bodem. Daarnaast kan door aangepaste maatregelen en innovatieve producten meer weerstand opgebouwd worden. Door deze producten en maatregelen wordt een voorsprong gerealiseerd die de gewasproductie veerkrachtiger maakt tegen droogte en hitte. Voor sommige gewassen zal deze extra ondersteuning er in de eerste fase van de groeicyclus voor zorgen dat de gewassen de rest van het groeiseizoen zelfstandig verder kunnen.

Dit project brengt aan de hand van demonstraties maatregelen en producten onder de aandacht die landbouwbedrijven helpen om zich aan te passen aan de toegenomen en toenemende droogteproblematiek. De demonstraties zijn in eerste instantie gericht op teelten die gevoelig zijn aan droogte, maar die het vaak ook zonder irrigatie (moeten) redden. Met name witloofwortels, aardappelen en groenten en biologische groenteteelt zijn het doel van dit project, maar de resultaten worden ook naar andere land- en tuinbouwbedrijven overgeënt. Concreet worden de acties onderverdeeld in 4 pijlers, alle met een specifieke benadering:

Het waterindringend en -bergend vermogen van de bodem verhogen door compost en additieven toe te voegen, zoals gesteentemelen (bentoniet, lava), wateruitvloeiers en natuurlijke waterabsorberende hulpstoffen.

De bodembewerkingen optimaliseren voor een verbeterde bodemstructuur en een verhoogde droogteweerbaarheid. Daarbij gaat onder andere aandacht naar het vormen van ruggen bij aardappelen, wortelen en witloof.

De bodem bedekken om verlies van water via verdamping tegen te gaan: effect van mulching met diverse materialen, bijvoorbeeld miscanthussnippers, stro of groencompost.

De natuurlijke droogtetolerantie van specifieke rassen onder de aandacht brengen. Bij de raskeuze wordt nog te weinig rekening gehouden  met de factor droogte, hoewel er in sommige teelten wel degelijk onderlinge rasverschillen zijn.

Het aftoetsen van de effectiviteit en de kosten en baten van de voorgestelde oplossingen is een belangrijk onderdeel van dit demonstratieproject.

Door de maatregelen te demonstreren op demopercelen bij de projectpartners, maar ook bij pionier-landbouwers, staat leren uit de praktijk centraal.

Samengevat is het doel van dit demonstratieproject de vochthuishouding van de bodem te verbeteren om zo bij de dragen aan gezondere, veerkrachtige planten die beter bestand zijn tegen de droogte.

Duurtijd en uitvoerders

Dit project loopt van 1 maart 2021 tot 28 februari 2023.

De uitvoerders zijn: de Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant, het Interprovinciaal Proefcentrum voor de Aardappelteelt (PCA), het Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen (PCG) en het Proefstation voor de Groenteteelt (PSKW)

Meer info

tim.declercq@vlaamsbrabant.be

Hittestress bij maïskuilen

Samenvatting

De voorbije jaren was de impact van het droge en warme weer duidelijk zichtbaar op het maïsveld. Door de langdurige periodes van droogte in combinatie met lange periodes van zomerse temperaturen, maar ook door ongeziene temperaturen van meer dan 40°C, stond de maïs langdurig onder stress. Het normale ontwikkelings- en afrijpingspatroon van de maïs werd hierdoor erg verstoord. Naargelang van de situatie rijpte de maïs nauwelijks af met een te laag drogestofgehalte tot gevolg, ofwel ging de afrijping zo snel dat het drogestofgehalte op korte tijd snel te hoog was. Dit kan leiden tot problemen in de maïskuil. Droge maïs laat zich immers moeilijk aandrukken waardoor er meer lucht in de kuil blijft, wat broei kan bevorderen. Kolfloze maïs rijpt doorgaans niet af en is daarentegen vochtiger. Deze heeft een andere samenstelling, wat de bewaring en het rantsoen dan weer negatief beïnvloedt. Bovendien viel de oogst door verstoorde groei en afrijping een stuk vroeger dan verwacht en werd de maïs geoogst in zomerse omstandigheden. Dit alles maakt dat de kuilbewaring van maïs “stress” ondervindt van de veranderde weersomstandigheden en het risico op broei aanzienlijk stijgt.

Broei van de maïskuil is altijd te vermijden, omdat dit leidt tot afbraak van waardevolle voedingsstoffen en een lagere voederopname. Broei heeft bijgevolg een negatieve invloed op de producties en het rendement. Landbouwers zullen door de veranderde weersomstandigheden het proces van afrijping, oogst en bewaring nog nauwgezetter moeten opvolgen. Ze moeten leren inspelen op de actuele situatie met gepaste maatregelen. Dit project wil de landbouwer hierover informeren en hem begeleiden door enkele gerichte demo’s op te zetten, ervaringen uit de praktijk te verzamelen en op basis hiervan de nodige voorlichtingsacties te organiseren.

Duurtijd en uitvoerders

Dit project loopt van 1 april 2021 tot 30 maart 2023.

De uitvoerders zijn: het Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV) en de Proefhoeve Bottelare HOGENT-UGENT, de Hooibeekhoeve, Inagro

Meer info

gert.vandeven@provincieantwerpen.b

Thema 2 Alternatieve (eiwit)teelten / voederrantsoenen in functie van hogere eiwitautonomie

Dit thema is tweeledig. Projecten focussen op:

  • de teelt van eiwithoudende gewassen voor humane consumptie,
  • of op de teelt voor dierlijke consumptie en op de toepassing ervan in een voederrantsoen.

Wanneer het gaat om de teelt van eiwithoudende gewassen als veevoeder moet het project ook duidelijk als doelstelling hebben om het toepassen van rantsoenen waarbij lokaal geteeld eiwit geïmporteerde soja vervangt, te demonstreren. Samenwerkingsverbanden tussen akkerbouwers en veehouders kunnen daar deel van uitmaken. Eiwit is een uiterst belangrijk nutriënt in dierenvoeding. Ondanks de ruime toepassing van gras als belangrijkste eiwithoudend gewas wordt nog zeer veel eiwit aangevoerd in de vorm van overzeese sojaproducten.

Demonstraties omvatten dus ook de hoogwaardige toepassing in evenwichtige rantsoenen die economisch en praktisch toepasbaar zijn.

Bouwstenen voor de Vlaamse sojateelt en -keten

Samenvatting

Droge sojabonen kunnen tot humane voeding of diervoeder verwerkt worden. Deze grondstof wordt vandaag door de in Vlaanderen gevestigde voedingsbedrijven en mengvoederfabrikanten geïmporteerd. Lokale teelt van soja wordt op initiatief van het Vlaams Instituut voor landbouw-, visserij- en voedingsonderzoek (ILVO) al enkele jaren bestudeerd. De eerste grote stappen op het vlak van teelttechniek zijn gezet binnen een vierjarig VLAIO-landbouwtraject ‘Introductie van de sojateelt in Vlaanderen’ (2013-2017) dat in 2019 een vervolg kreeg met het LA-traject ‘Naar een duurzame en rendabele sojateelt in Vlaanderen’. Samen met projectpartners Inagro en KU Leuven boekt ILVO vooruitgang op het vlak van rassenkeuze, inoculatie, bemesting, zaai, onkruidbestrijding en gewasbescherming in het algemeen. De kennisverwerving versnelt door sojateelt op praktijkpercelen van akkerbouwers die goed begeleid worden door ILVO en toeleverancier Arvesta.

Maar de honger naar nieuwe teelten is zo groot dat een eerder beperkte opschaling van sojateelt niet onopgemerkt blijft bij collega-landbouwers van de sojapioniers. Het is een uitdaging om deze interesse af te stemmen op de voortschrijdende kennis en de lokale sojaketen in ontwikkeling, die samen de randvoorwaarden scheppen voor een rendabele teelt. Met het demonstratieproject ‘Bouwstenen voor de Vlaamse sojateelt en -keten’ bundelen Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant, Inagro en PIBO Campus Tongeren de krachten rond drie grote werven: verspreiden van de best beschikbare teelttechniek (BBT) – met ILVO als kennispartner (1), kilo’s en kwaliteit winnen van zaai over beregening tot oogst (2) en inspireren met (nieuwe) afzetkanalen voor lokale soja (3).

De projectpartners zullen de opgedane kennis uit het eerste en tweede VLAIO-landbouwtraject rond sojateelt breder verspreiden en ook nieuwe bouwstenen (kennis & ketencontacten) aanreiken die de drempels voor de introductie van deze teelt verlagen. Ze zullen op praktijkpercelen van pioniers demonstratieplatformen inrichten rond de thema’s inoculatie, zaai, beregening en oogst.

Duurtijd en uitvoerders

Dit project loopt van 1 maart 2021 tot 28 februari 2023.

De uitvoerders zijn: de Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant, Inagro, de PIBO-Campus en ILVO

Meer info

wim.fobelets@vlaamsbrabant.be

Potentieel voor eiwittransitie met veldbonen van lokale teelt

Samenvatting

Dit project wil de ervaringen met de teelt en het vervoederen van veldbonen doortrekken van biologische bedrijven naar de gangbare rund(melk)veehouderij, en van de akkerbouwregio in het westen naar die in het oosten van Vlaanderen. Het doelpubliek omvat zowel gangbare akkerbouwers als rundvee(melkvee)houders.

In de eerste plaats is er aandacht voor de teelttechniek van winterveldbonen. Via demonstratieproefvelden brengen de projectpartners de aspecten rassenkeuze, bemesting en onkruidbestrijding en de mogelijkheden van mengteelt van veldbonen met wintergranen onder de aandacht. De nog onbekende techniek van het toasten van veldbonen zullen ze op één centrale locatie demonstreren met een mobiele installatie. Akkerbouwers en rundveehouders worden met elkaar in contact gebracht. Via een voederproef met melkvee wordt het effect van het vervangen van een hoeveelheid soja in het rantsoen door veldbonen op de productieresultaten en voersaldo gemeten. Daarnaast is het de bedoeling ervaringen met veldbonen op praktijk(vee)bedrijven te verzamelen en op te volgen. (Veevoeder)adviseurs worden betrokken via een opleiding over de door ILVO ontwikkelde rantsoentool zodat het gebruik van veldbonen in het melkveerantsoen een vlotte ingang vindt in de praktijk. Rantsoenen met veldbonen zullen daarbij als voorbeeld dienen om de tool te demonstreren.

Naast de gebruikelijke communicatiemethodes zullen tips en aanbevelingen worden samengevat in een ’teeltmovie’ die de demo’s en getuigenissen van landbouwers in beeld brengt. Zo beschikt de akker- of veehouder, die wil starten met veldbonen, over de belangrijkste informatie.

Het project demonstreert dus de mogelijkheden van veldbonen vanaf de teelt, over de na-oogsttechnologie tot de daadwerkelijke implementatie ervan in een voederproef, en dit ter vervanging van soja als eiwitbron in rantsoenen op rundveebedrijven.

Duurtijd en uitvoerders

Dit project loopt van 1 maart 2021 tot 28 februari 2023.

De uitvoerders zijn: het Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV), de Proefhoeve Bottelare HOGent-UGent, ILVO Eigen Vermogen, Inagro, de PIBO-Campus, het Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw (PVL) en de Hooibeekhoeve

Meer info

An.schellekens@provincieantwerpen.be

Sojavrij varkens en kippen

Samenvatting

Dit project heeft twee hoofddoelstellingen:

  • demonstreren dat alternatieve Europese eiwitbronnen bruikbaar zijn als grondstoffen om in varkens- en kippenvoeders in te mengen
  • demonstreren dat het mogelijk is om hierrond een rendabel productieverhaal te bouwen. Dit zal worden gedemonstreerd door een sojavrije kippen- en varkensproductie.

Er zal intensief overlegd worden met de veevoederfabrikanten om na te gaan wat de beste strategie is om een voeder samen te stellen met de in Europa beschikbare eiwitrijke grondstoffen. Daarbij zullen de projectpartners de goede praktijkresultaten niet uit het oog verliezen. Ze zullen dit sojavrije voeder demonstreren bij de productie van vleeskippen en -varkens. Ook zullen ze de impact van de kosten en baten op het vlak van bedrijfsrendabiliteit en milieu berekenen. Op basis van deze info zal de varkens- en pluimveehouders getoond worden welke meerwaarde ze kunnen creëren door alternatieve eiwitbronnen te gebruiken. Ook de akkerbouwers zullen worden ingelicht over de meest beloftevolle eiwitgewassen en de kostprijs van de productie.

Duurtijd en uitvoerders

Dit project loopt van 1 april 2021 tot 31 maart 2023.

De uitvoerders zijn: het Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw (PVL), het Algemeen Boeren Syndicaat, het EVAP Proefbedrijf Pluimveehouderij, ILVO Eigen Vermogen en Inagro

Meer info

Sander.palmans@pvl-bocholt.be

Thema 3 IPM als systeembenadering voor actuele of nieuwe problemen en uitdagingen

IPM (Integrated Pest Management) vereist een andere manier van denken. Het voorkomen en bestrijden van ziekten en plagen vanuit een systeemaanpak tilt de geïntegreerde gewasbescherming naar een hoger niveau. Projecten demonstreren hoe een landbouwer op zijn bedrijf de acht principes van IPM geïntegreerd kan toepassen om tot een werkzame en dus resultaatgerichte en economisch haalbare oplossing te komen. De projecten zijn gericht op specifieke actuele of nieuwe problemen en uitdagingen.

IPM in de sierteelt: Future Proof

Samenvatting

De sierteelt heeft dringend nood aan een duurzamer teeltimago. De Integrated Pest Management-principes (IPM) die al sinds 2014 moeten worden toegepast zijn min of meer gekend, maar nieuwe uitdagingen en ontwikkelingen in de sector vereisen een aangepaste aanpak. De kennis van de nieuwe teelttechnieken is versnipperd over de diverse subsectoren van de sierteelt. Dit is de hoofdoorzaak van de beperkte implementatie ervan. Een vlotte toepassing van de al vergaarde kennis in een subsector wordt hierdoor vaak belemmerd in een andere subsector (bv. bladluisbeheersing met nuttigen in binnenteelt versus buitenteelt). Ook de onduidelijkheid van  het economische plaatje van de nieuwe strategieën zet bij veel telers een rem  op de toepassing ervan.

Deze implementatiedrempels zullen in dit project aangepakt worden door de innovatieve IPM-strategieën, die de jongste jaren ontwikkeld zijn op het Proefcentrum voor Sierteelt (PCS) en het Onderzoekscentrum AgroFoodNature HOGENT, te bundelen, te valideren en te demonstreren aan de hele sierteeltsector.

Naast demodagen voor de telers op verschillende sierteeltbedrijven worden er workshops georganiseerd waarin duurzame gewasbeschermingspraktijken op een praktische wijze worden toegelicht aan een breder publiek. Er zullen ook cursussen gegeven worden om de belangrijkste ziekten, plagen, nuttigen en onkruiden te herkennen. Deze demodagen, cursussen en workshops komen in aanmerking als opleiding voor de fytolicentie. Ten slotte wordt een webtool ontwikkeld waarmee telers zelf kunnen nagaan welke IPM-maatregelen geschikt zijn voor hun bedrijf/teelt en wat de financiële impact ervan zal zijn op hun bedrijfstype.

Duurtijd en uitvoerders

Dit project loopt van 1 januari 2021 tot 31 december 2022.

De uitvoerders zijn: het Proefcentrum voor Sierteelt (PCS) vzw en het Onderzoekscentrum AgroFoodNature HOGENT

Meer info

Joachim.audenaert@pcsierteelt.be

Aanleren van monitoringstechnieken: van drempel naar de sleutel tot succes van plaagbeheersing in houtig kleinfruit

Samenvatting

Het doel van dit project is de in de praktijk haalbare monitoringsstrategie, die ontwikkeld en gedemonstreerd is voor de aardbeientelers in het demoproject “Aanleren van monitoringstechnieken: de sleutel tot succes van biologische gewasbescherming in aardbei” (2015-2017), uit te rollen naar de telers van houtig kleinfruit.

Beide participerende proefcentra (PCFruit vzw en het Proefcentrum Pamel) plannen om gedurende twee opeenvolgende jaren in vier ‘teelten’ van houtig kleinfruit de monitoring op vijf doelplagen (spint, trips, bladluizen, witte vlieg, Drosophila suzukii) uit te voeren volgens de sleutels die eerder voor de aardbeienteelt ontwikkeld werden. Cruciaal is dat dit een eenvoudige monitoringstrategie is die consequent op wekelijkse basis kan gebeuren. De evolutie van de plaag is immers doorslaggevend om beslissingen te nemen (bv. bijkomend uitzetten nuttigen of (correctie)bespuitingen). Deze demomonitoring in de proefcentra laat toe om de schadedrempels in de evenwichten tussen plagen en nuttigen te valideren en te demonstreren aan de sector. Daarnaast zal ieder proefcentrum 3 tot 5 piloottelers actief opleiden en opvolgen zodat ze de monitoring zelf op hun bedrijf kunnen uitvoeren.

Specifiek voor de plaag Drosophila suzukii worden, naast de monitoringstrategie, ook de recentste ontwikkelingen in wegvangtechnieken (“mass trapping”) gedemonstreerd. Wegvangtechnieken worden niet alleen bij houtig kleinfruit maar ook bij de kersenteelt toegepast. Daar worden wegvangtechnieken voor Drosophila suzukii en de kersenvlieg Rhagoletis cerasi gecombineerd.

De telers uit de doelgroep kunnen deelnemen aan demonstratie-initiatieven waarbij de piloottelers hun ervaringen delen. Er zullen ook demonstratievideo’s beschikbaar gesteld worden.

Duurtijd en uitvoerders

Dit project loopt van 1 februari 2021 tot 31 januari 2023.

De uitvoerders zijn: het Proefcentrum Fruitteelt (PCFruit) en het Proefcentrum Pamel

Meer info

tim.belien@pcfruit.be en miet.boonen@pcfruit.be

IPM in de akkerbouw (aardappelen, granen, suiker- en voederbieten)

Samenvatting

Duurzaamheid is al lang een prioriteit in het Europese beleid. In 2009 werd een richtlijn (2009/128/EC) uitgevaardigd met een kader waarbinnen de EU-lidstaten acties voor duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moesten uitwerken. IPM is één van de actiepunten. Binnen het EU-kader worden acht basisprincipes vooropgesteld die algemeen moeten worden toegepast op alle teelten: preventie, monitoring, schadedrempels, voorkeur voor niet-chemische bestrijding, selectieve middelen, minimaal noodzakelijke dosis, antiresistentiestrategie en registratie. Ondertussen passen veel akkerbouwers deze IPM-principes toe, maar de context van gewasbescherming is de jongste tijd snel en ingrijpend veranderd. Recent werd de Europese Green Deal en de Farm-to-Fork-strategie voorgesteld die eist dat de landbouwsector minder inputs (o.a. gewasbescherming) gebruikt. Bovendien verdwijnen in sneltempo actieve stoffen, leggen afnemers bovenwettelijke eisen op (bv. lagere residuvoorwaarden dan de wettelijke norm) en maken nieuwe of bijna verdwenen gewasbelagers opmars (bv. coloradokever). Het kader waarin telers aan IPM moeten doen is dan ook grondig gewijzigd.

Om in deze uitdagende omgeving de akkerbouwers vertrouwd te houden met de basisprincipes van IPM en hen te stimuleren om ze toe te passen, zullen de projectpartners hier massaal over communiceren. De kern van het betoog van dit demonstratieproject in aardappelen, granen, suiker- en voederbieten bestaat uit ‘(her)kennen’, ‘doen’ en ‘rekenen’.

  • (Her)kennen:

    Er wordt ingezet op het goed herkennen van ziekten, plagen, onkruiden én nuttige organismen enerzijds en het kennen van de levenscyclus van schadelijke en nuttige organismen anderzijds. Met de juiste informatie kan de akkerbouwer gericht actie ondernemen.
  • Doen: 

    Goede kennis over de efficiëntie van gewasbeschermingsmiddelen en -technieken en de omstandigheden en het tijdstip van behandeling is nodig om ziekten, plagen en onkruiden doeltreffend te beheersen. Tegelijkertijd zorgt een goede kennis hiervan voor minimale schadelijke effecten op de menselijke gezondheid, de niet-doelwitorganismen en het milieu. Zeker niet alle telers zijn voldoende vertrouwd met de nieuwste generatie gewasbeschermingsmiddelen, al dan niet van biologische of natuurlijke oorsprong.
  • Rekenen:

    Voor de belangrijkste gewasbelagers per teelt zal er voorgerekend worden wat de kostprijs is van de diverse IPM-beheersingsmechanismen.

Duurtijd en uitvoerders

Dit project loopt van 1 maart 2021 tot 28 februari 2023.

De uitvoerders zijn: het Interprovinciaal Proefcentrum voor de Aardappelteelt (PCA), Inagro, de Hooibeekhoeve en het Koninklijk Belgisch Instituut tot verbetering van de Biet (KBIVB)

Meer info

Ilse.eeckhout@proefcentrum-kruishoutem.be

Thema 4 Preventieve gezondheidszorg met het oog op antibioticareductie: vaccinatiestrategieën

Door de noodzaak voor antibioticareductie kwam het accent op preventieve gezondheidszorg te liggen: een combinatie van bioveiligheid, goede veehouderijpraktijken en aangepaste vaccinatiestrategieën. Demonstratieprojecten focussen op vaccinatiestrategieën. Er wordt gedemonstreerd hoe veehouders op basis van monitoring en van gezondheidsdoelstellingen de voor hun bedrijf geschikte vaccinatiestrategie kiezen en hoe ze die strategie evalueren en bijsturen in functie van kosten-baten. Bovendien wordt ook de gerealiseerde besparing op antibiotica in kaart gebracht. Demonstraties omvatten ook, maar mogen niet beperkt zijn tot, correcte vaccinatiepraktijken (bewaring, hygiëne en toepassing).

Met een optimale vaccinatie naar een lager antibioticagebruik bij vleeskuikens (OptiVacVleeskip)

Samenvatting

Als gevolg van de toenemende antibioticaresistentie staat de veehouderij onder grote maatschappelijke druk om het antibioticagebruik bij de dieren sterk te verlagen. Bovendien zijn bijkomende inspanningen nodig om de doelstellingen van AMCRA VISIE 2020 en AMCRA VISIE 2024 over antibioticareductie te halen.

Dit project demonstreert de mogelijkheden om bij vleeskuikens, via de optimalisatie van vaccinatiestrategieën, tot een betere diergezondheid, welzijn en darmgezondheid te komen en zo tot een reductie van het antibioticagebruik. Op basis van bestaande datasets worden factoren die leiden tot een hoog antibioticagebruik geïdentificeerd, knelpunten gedetecteerd en gewenste verbeteringen bepaald. De actueel gebruikte vaccinatieschema’s worden geëvalueerd. Uit deze analyse komen een aantal casussen  waarrond praktijkdemonstraties opgezet worden.

Het Proefbedrijf Pluimveehouderij plant demonstraties over de mogelijkheden van in ovo vaccinatie en de optimalisatie van de inenting van ééndagskuikens in de pluimveestal. Daarnaast worden een reeks praktijkbedrijven opgevolgd. In functie van de bedrijfsspecifieke omstandigheden (omgevingsdruk, bedrijfsproblematiek bv. coccidiose, gezondheid moederdieren) worden de diergezondheid en het vaccinatieschema geëvalueerd. Vervolgens wordt gedemonstreerd hoe de pluimveehouder via het gericht afstemmen van vaccinaties kan komen tot een betere diergezondheid en een lager antibioticagebruik. Hierbij worden onder andere de effecten van vaccinatie tegen coccidiose en een aanpassing van de vaccinatie tegen Gumboro  geëvalueerd. Via een kosten-batenanalyse krijgt de pluimveehouder inzicht in het effect van een aanpassing in de vaccinatiestrategie op de bedrijfsrendabiliteit.

Een uitgebreid voorlichtingsaanbod zal zorgen voor een vlotte doorstroming van de projectresultaten naar de hele vleeskuikensector. De gepresenteerde vaccinatieprotocollen zullen voor de pluimveehouder handige hulpmiddelen zijn. Dit project zal de pluimveehouders ondersteunen om via preventieve maatregelen te komen tot een lager antibioticagebruik op hun bedrijf.

Duurtijd en uitvoerders

Dit project loopt van 1 maart 2021 tot 28 februari 2023.

De uitvoerders zijn: het Proefbedrijf Pluimveehouderij en PeheStat

Meer info

kris.debaere@provincieantwerpen.be

Meer info?

Voor meer informatie kan u terecht bij:

Delen: