Erosie in de sier- en fruitteelt: een brongerichte aanpak

Korte samenvatting

In de sier- en fruitteelt is de bodem van onschatbare waarde. Bij erosie echter verliest de teeltbodem zijn kwaliteiten. Sinds 2015 geldt voor erosiegevoelige percelen een minimale bodembedekking, wat door vele telers als niet haalbaar wordt beschouwd. Tijdens dit project zullen diverse erosiebestrijdende maatregelen getest en gedemonstreerd worden. Erosieteams zullen de problematiek bespreekbaar maken en mee helpen zoeken naar oplossingen voor de telers van de verschillende deelsectoren.

Gedetailleerde beschrijving

Bodemerosie is één van de belangrijkste bodemdegradatieprocessen in Vlaanderen, naast bodemverdichting en bodemafdichting, het verlies van bodemorganische stof en grondverschuivingen. In Vlaanderen is er 100.000 ha bodem erosiegevoelig. Dit zorgt ervoor dat er 2.000.000 ton bodem per jaar wegspoelt. Hiervan komt er 400.000 ton slib per jaar in de waterlopen terecht. De bestrijding van bodemerosie vormt dan ook het speerpunt van het bodembeschermingsbeleid in Vlaanderen. Het vermijden of beperken van bodemerosie draagt niet alleen bij tot het behoud van waardevolle, vruchtbare teeltaarde, maar zorgt ook voor een vertraagde afstroming van water in heuvelrijke gebieden (bron: Erosie In Vlaanderen, LNE, 2011). Ook in de sier- en fruitteelt zijn erosiebestrijdingsmaatregelen op de erosiegevoelige percelen noodzakelijk om de bodemvruchtbaarheid en dus ook de teelt in de toekomst te vrijwaren.

In tegenstelling tot de extensieve landbouw en (in mindere mate) de groenteteelt, zijn erosiemaatregelen binnen de sier- en fruitteeltsector nog niet goed gekend. De gekende technieken zijn dan ook allemaal gericht op grote teelten en niet automatisch toepasbaar in kleinere teelten zoals sierteelt en fruitteelt. Beiden hebben immers heel specifieke ‘teeltsystemen’, van meerjarige bomen- en heesterteelt in rijen of bosgoed op bedden tot ruggen (knolbegonia), trays of potten (chrysant) in de volle grond voor de sierteelt; van meerjarige bomen in rijen, wijnranken op hellingen en een éénjarige teelt van aardbeien al dan niet onder bescherming op bedden in volle grond voor de fruitteelt. Vanuit de praktijk wordt aangegeven dat de maatregelen waaraan deze telers dienen te voldoen sinds 1 januari 2015 onrealistisch en praktisch niet haalbaar/uitvoerbaar zijn. Sinds 1 januari 2015 gelden er voor de percelen met erosiegevoeligheid ‘zeer hoog’ (paarse percelen) en voor de percelen met erosiegevoeligheid ‘hoog’ (rode percelen) maatregelen zoals een minimale bodembedekking (80% in de sierteelt tot 100% voor aardbeien in volle grond) en drempeltjes op de plukpaden dwars tussen de ruggen. De knelpunten die vanuit de praktijk naar voor komen zijn de grote concurrentie voor water, nutriënten en licht van gras ten opzichte van het cultuurgewas, de vorstgevoeligheid van de planten in de periode voor 15 mei, het creëren van een onveilige arbeidssituatie, onaangepaste mechanisatie voor het onderhoud en beheer van de (bredere) grasstroken, zware problemen bij het verhandelen van kluitplanten waarbij de aardekluit moet vrij zijn van onkruiden en dus ook van gras en de waardplantgevoeligheid van gras voor heel wat aaltjes.

Dit project heeft enerzijds als doel verschillende erosiebestrijdingsmaatregelen te demonstreren in de sier- en fruitteelt en hun haalbaarheid in kaart te brengen. Binnen dit luik zullen de specifieke teeltsystemen onder de loep genomen worden om de best passende erosiemaatregelen, die reeds in andere teelten hun nut bewezen hebben, te selecteren, te evalueren, te optimaliseren en tenslotte te velde te gaan demonstreren. Mogelijke maatregelen zijn:

  • strooien van verschillende types ‘erosiemulchen’
  • aanleggen van ‘erosiedrempels’
  • aanleggen van ‘erosiegrachten’
  • inzaaien van ‘erosiestroken’
  • inzaaien van ‘erosiegrassen’
  • niet-kerende bodembewerking

Anderzijds zullen alle betrokken partijen (siertelers en fruittelers, de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), erosiecoördinatoren, Regionaal Landschap, … ) in de verschillende regio’s samengebracht worden in ‘erosieteams’ om de problematiek aan te kaarten. Deze teams kunnen mogelijke maatregelen intensief besproken worden, de haalbaarheid van elke voorgestelde maatregel geëvalueerd worden en eventuele struikelblokken bij toepassing (zowel praktisch als mentaal) geïdentificeerd worden.

Het doelpubliek van dit project is de vollegrond sierteeltsector enerzijds, gaande van knolbegoniatelers, potchrysantentelers, laanboomkwekers, bosgoedtelers tot telers van sierheesters. Anderzijds behoort ook  de ganse fruitsector met als deelsectoren de aardbeitelers, de zachtfruittelers, de hardfruittelers en de wijnbouwers tot de doelgroep.

Duurtijd en partners

Dit project loop van 1 januari 2016 tot 31 december 2017 en wordt uitgevoerd door volgende projectpartners:

Proefcentrum Fruitteelt (PCFruit), Proefcentrum voor de Aardappelteelt (PCA)

Meer info?

Proefcentrum voor Sierteelt (PCS)

Delen: