Alles wat niet-agrarisch is in het bestemd agrarisch gebied, kan grosso modo als zonevreemd worden beschouwd. Het Inrichtingenbesluit definieerde dit agrarisch gebied als “bestemd voor de landbouw in de ruime zin”. Hoewel het ruimtelijk beleid en instrumentarium sindsdien sterk zijn geëvolueerd, blijft het basisprincipe behouden, stedenbouwkundige handelingen worden vergund op basis van de planologische bestemming. Uitzonderlijk kan hiervan worden afgeweken en kan een stedenbouwkundige handeling vergund worden die niet overeenkomt met de bestemming. Een courant voorbeeld is de wijziging van de zone-eigen landbouwfunctie van een stopgezet landbouwbedrijf naar een zonevreemde woonfunctie.
Beoordeling van een zonevreemde functiewijziging
Bij de beoordeling van aanvragen tot zonevreemde functiewijziging wordt er nagegaan wat de juridische context is, wat de functionele inpasbaarheid is van de gevraagde zonevreemde functie en wat de landbouwkundige impact is.
Beoordeling juridische context
Bij een aanvraag tot zonevreemde functiewijziging onderzoekt het Agentschap Landbouw en Zeevisserij of de site onder de functiecategorie land- en tuinbouw valt. Daarbij wordt er onder meer gekeken naar de vergunningshistoriek van de site en naar de bij het Agentschap Landbouw en Zeevisserij beschikbare gegevens en datasets. Deze toets is nodig om te beoordelen in welke mate de site voldoet aan de generieke voorwaarden zoals omschreven in artikel 4.4.23 VCRO én aan de specifieke voorwaarden van het besluit over de toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen. De vergunningenhistoriek kan aanwijzingen geven van het (historische) landbouwgebruik op een site en/of het eventueel (reeds) vergunde zonevreemd gebruik ervan. De databanken van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij bieden bijkomend inzicht in het (historische) landbouwgebruik.
Beoordeling Goede Ruimtelijke Ordening & landbouwkundige impact
Een vergunning kan geweigerd worden wanneer het gevraagde niet voldoet aan de regels van de goede ruimtelijke ordening. art. 4.3.1. van de VCRO geeft hierover wat meer tekst en uitleg.
Vanuit deze optiek wordt er in de adviezen onderzocht in welke mate een nieuwe zonevreemde functie “functioneel inpasbaar” is. Nieuwe functies mogen de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van actieve landbouwbedrijven in de omgeving niet belemmeren. Het Agentschap Landbouw en Zeevisserij beschouwt hiervoor enkele parameters en indicatoren om deze functionele inpasbaarheid te gaan beoordelen en die is – vanzelfsprekend – context- en dossierafhankelijk.
Beoordeling agrarisch hergebruik
Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven verschillen sterk in schaal, grondgebruik en benodigde infrastructuur. Denk aan ’gemeenschapslandbouwactiviteiten (csa’s) langs dorps- of stadsranden, veeteelt, akkerbouw, landbouwloonbedrijven of kleinschalige landbouwactiviteiten. Hoewel het agentschap geen zicht heeft op mogelijke belangstelling van derden voor een vrijgekomen site, moeten sites in een sterke agrarische structuur maximaal gevrijwaard te worden voor agrarisch hergebruik. In de adviezen wordt de potentie van de site voor een nieuw landbouwgebruik ingeschat. Die potentie heeft niet enkel betrekking op de omvang en toestand van de aanwezige gebouwen, maar zeker ook op de omgevingskenmerken ter plaatse. Hoe sterker en meer intact de agrarische structuur is waar de site deel van uitmaakt, hoe hoger het potentieel is om er een nieuwe landbouwactiviteit te ontwikkelen.