Tijdens de eerste editie van de Veetournee in mei en juli 2018 werden in het namiddaggedeelte verschillende infosessies gehouden. De komende weken en maanden verschijnt hierover regelmatig een artikel in de vakpers.
Een van deze sessies behandelde de mogelijkheden en moeilijkheden bij het omschakelen van een gangbaar naar een biologisch rundveebedrijf. Deze sessie werd gepresenteerd door Sander Van Haver, Innovatieconsulent bio-omschakeling bij het Innovatiesteunpunt.
Omschakelen, een werk van lange adem
Het omschakelingsproces bestaat uit verschillende stappen en kan enkele jaren duren. Dit proces begint met advisering. Bedrijven die willen omschakelen, zitten met heel wat vragen. Meestal hebben die te maken met de rendabiliteit van een biologisch bedrijf, technische aanpassingen aan het bedrijf en productiemethoden. Binnen de biolandbouw zijn er verschillende adviseurs die hierop vrij snel een antwoord kunnen geven.
De volgende stap is het mentale proces. Die neemt meestal veel tijd in beslag, want heel vaak blijven bedrijven twijfelen om effectief de stap te zetten van gangbare naar biologische productie. Bedrijven schakelen vaak effectief om als ze op een kantelpunt in de bedrijfsvoering staan. Bijvoorbeeld wanneer de toekomstige opvolger van het bedrijf biologisch wil werken, wanneer bij gebrek aan een opvolger de keuze om te investeren in verdere opschaling geen optie is, of wanneer de bedrijfsleider bij een herinvestering een nieuwe weg wil bewandelen. Ook een melkafnemer die plots beslist om de melk niet meer op te halen, kan een kantelpunt zijn: als melkveehouder moet u dan strategische keuzes maken met het oog op de toekomst, en dan kan bio zeker een optie zijn.
Het komt in feite hierop neer: een bedrijf dat wil omschakelen neemt de tijd om kennis op te doen, een visie op te bouwen, een stappenplan te ontwikkelen en waar mogelijk gefaseerd om te schakelen.
Wettelijke normen teelten
Biologische melk kan enkel geproduceerd worden met biologisch voeder. Om het financieel en praktisch rond te krijgen is een rundveehouder daarom bijna verplicht om het merendeel van het ruwvoeder zelf te telen. De biologische teeltwijze onderscheidt zich op 3 essentiële kernpunten van de gangbare teeltmethode. Zo kunt u als landbouwer geen gebruik maken van chemische meststoffen (1), geen gebruik maken van herbiciden, synthetische insecticiden en fungiciden (2) en moet u verplicht biologisch zaaigoed gebruiken, op enkele uitzonderingen na (3).
De meeste van deze voorwaarden zijn redelijk eenvoudig haalbaar, maar onkruidbestrijding blijft moeilijk. In maaiteelten zoals grasklaver rijzen weinig problemen. In graansilage en granen is mechanische onkruidbestrijding behoorlijk eenvoudig uit te voeren. Bij gewassen zoals maïs en voederbieten die moeilijk of heel traag dichtgroeien, is mechanische onkruidbestrijding moeilijker uitvoerbaar. Om maïs onkruidvrij te houden zijn minstens 3 à 4 werkgangen met een wiedeg en/of schoffelmachine nodig, in voederbieten is daarnaast ook manuele onkruidbestrijding noodzakelijk. Biologische rundveehouders kunnen bovendien nauwelijks een beroep doen op loonwerkers omdat er bijna geen loonwerkers zijn die zich toeleggen op de biologische teelt. Een biologische rundveehouder moet als het ware ook een akkerbouwer zijn.
De teeltkeuze moet overigens zo veel mogelijk gericht zijn op de productie van eiwit (grasklaver, luzerne, …). Biologisch eiwitrijke grondstoffen zijn immers veel duurder in aankoop dan biologische voedermiddelen die rijk zijn aan energie (bv. maïs). Op voorhand afspraken maken met collega bioboeren om ruwvoeder te kopen is zeker een manier om eventuele tekorten op te vangen. Grasklaver vormt het belangrijkste gewas op een biologisch rundveebedrijf: het brengt N aan in de bodem, levert een eiwitrijk voedermiddel op en onderdrukt de onkruiden. Doorgaans neemt maïs maximaal 20% van het areaal in op een biologisch melkveebedrijf vanwege de hoger vernoemde belemmeringen.
Wettelijke normen vee
Een traditioneel melkveebedrijf zal op vlak van huisvesting zelden een probleem hebben om te voldoen aan de normen voor bio. Van de totale vrij toegankelijke oppervlakte (zo wordt de wachtruimte naar de melkstal niet meegeteld) mag maximaal 50% in roosters zijn uitgevoerd. De ligruimtes moeten ingestrooid zijn en de dieren moeten tijdens het graasseizoen toegang hebben tot de weide. Het rantsoen moet 100% biologisch zijn en uit meer dan 60% ruwvoeder bestaan. Ontwormen en vaccinaties zijn toegelaten, net zoals antibiotica. Dat laatste evenwel beperkt en preventief gebruik is niet toegelaten.
De mest van een biologisch bedrijf moet op biogrond worden afgezet. Het omgekeerde kan wel: op biogrond kunt u nog gangbare mest uit extensieve veehouderij gebruiken. Sinds dit jaar geldt daarbij wel dat van de dierlijke mest die gebruikt wordt minstens 20% biologisch moet zijn.
De veestapel van een biologisch melkveebedrijf kan er anders uitzien dan op een gangbaar bedrijf. Robuustere dieren, waarbij de keuze niet direct ligt op topproducties, zullen eerder hun plaats hebben op een biologisch bedrijf dan op een gangbaar bedrijf.
Ook moet een biologische vleesveehouder het aantal keizersneden op zijn bedrijf beperken. Na 3 jaar omschakeling mag maximaal 70% van de dieren nog een keizersnede ondergaan, na 5 jaar nog maximaal 20%. In de praktijk betekent dit dat de meeste bedrijven opteren voor andere rassen dan het Belgisch Witblauwe ras. De raskeuze gebeurt best in overleg met de afnemer van het vlees.
Omschakelperiode
De periode tussen het starten met biologische productie (de datum waarop een bedrijf aangemeld is bij een controle-organisatie) en het moment waarop een bedrijf als 100% biologisch wordt beschouwd, is de omschakelperiode.
De omschakelperiode voor eenjarige gewassen en grasland is twee jaar. Melkvee kan na 6 maanden omgeschakeld zijn, vleesvee na 12 maanden. Vleesvee kan echter pas als bio verkocht worden (voor de slacht) wanneer de dieren driekwart van hun leven in biologische omstandigheden werden gehouden. Een bedrijf kan in stappen omschakelen. Voor melkvee geldt de volgende regeling: vanaf 1 jaar nadat de omschakeling van de gronden is gestart, kan het melkvee aangemeld worden. Dat vee is op 6 maanden omgeschakeld. U levert dus 18 maanden na de start van de omschakeling van uw percelen de eerste biologische melk. Voor vleesvee geldt dat het volledige bedrijf in één keer omgeschakeld wordt (gedurende twee jaar).
Ondersteuning
Er wordt via verschillende kanalen ondersteuning geboden aan landbouwbedrijven die willen omschakelen naar de biologische productiemethode. Financiële ondersteuning is mogelijk als u de biologische productiemethode toepast (al gedurende de omschakelperiode) in de vorm van hectaresteun, als u advies over biologische landbouw inwint en om een biobedrijfsplan op te maken. Voor investeringen specifiek voor de biologische landbouw kunt u VLIF-steun krijgen en ook voor de controlekosten op de toepassing van de biologische productiemethode door een erkend controleorgaan. Daarnaast bieden de volgende initiatieven begeleiding aan land- en tuinbouwers: ‘Bio zoekt boer’ bij de omschakeling naar de biologische landbouw, ‘Bio zoekt keten’ bij het zoeken naar een afzetmarkt. Ten slotte kunt u via de biobedrijvengids contacten leggen met andere biobedrijven om samen te werken op het vlak van mestafzet, begrazing, …, en via de biobedrijfsnetwerken om kennis te delen.
Rendabiliteit
Sinds het jaar 2000 werd de wereldwijde omzet van biomelk 6 keer groter. In België verdubbelde de omzet in 10 jaar. Toch blijft de biomarkt in België beperkt: 3,5% van alle melk is biologisch (ter vergelijking, in Denemarken is dit 30%). Het marktaandeel van biologisch rundvlees is 2%.
De prijs van biologische melk wordt sinds eind 2013 voor lange termijn vastgelegd. De volatiliteit is hiermee voor een groot stuk weggewerkt. Toch is dit geen garantie dat deze prijs steeds wordt uitbetaald. Een sterke stijging in het Europees aanbod en een trapsgewijze groei aan de afnamezijde zorgen dit jaar voor een licht gedaalde marktprijs. De vooruitzichten zijn dat er vanaf 2020 opnieuw een tekort zal zijn aan biologische melk.
Voor vleesvee is er een meerprijs van 15% via de normale lange afzetketen, afhankelijk van het type vlees. Een hogere meerprijs is haalbaar via de korte keten verkoop, maar dit vraagt meer investeringen en is ook arbeidsintensief. Om met vleesvee in het biologisch circuit rendabel te zijn moet u vooral aan de kostenstructuur werken. Goedkope gronden en stallen, goede omzetting van ruwvoeder, robuuste dieren, eiwitrijke teelten zelf verbouwen zijn zaken waarmee u best rekening houdt.
Conclusie
Omschakelen van gangbaar naar bio kan zeker een interessante piste zijn voor een aantal bedrijven die op een kantelpunt in hun bedrijfsvoering staan. Hierbij is het belangrijk dat u goed geïnformeerd aan dit proces begint. Professioneel advies kan helpen om een objectief beeld van de mogelijkheden van uw bedrijf te hebben. Maar het allerbelangrijkste: er zelf van overtuigd zijn dat omschakeling de juiste keuze voor uw bedrijf is.