Subsidie voor het onderzoeksproject “Stikstofwerking van maaimeststoffen in relatie tot toedieningswijze en bodemconditie” aan het Eigen Vermogen van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek
Deze maatregelen vallen onder VERORDENING (EU) Nr. 702/2014 VAN DE COMMISSIE van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L193 van 01.07.2014) en voldoen aan alle algemene voorwaarden van deze verordening.
- Bedrijven ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering bestaat van de Europese Commissie, worden uitgesloten van deze maatregel.
- Ondernemingen in moeilijkheden kunnen geen gebruik maken van deze maatregel.
Begunstigde in 2015-2017
Een subsidie van maximaal 90.000 euro wordt toegekend aan het Eigen Vermogen van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, voor de periode van 1 januari 2015 t.e.m. 30 juni 2017.
Doelstellingen van de subsidie
Het ingediende projectvoorstel beoogt het potentieel van maaimeststoffen binnen strategieën van bodembeheer en bemesting bij de biologische teeltmethode te onderzoeken. De interesse voor het gebruik van maaimeststoffen bij de biologische telers wordt verklaard vanuit de nood aan een alternatief voor dierlijke mestvormen. Enerzijds is er schaarste aan bepaalde dierlijke mestsoorten. Anderzijds wordt de bemestingsdosis per hectare gaandeweg meer beperkt door het aanscherpen van de aanvoernorm voor fosfor (Vlaamse mestwetgeving, MAP).
De doelstelling van dit project is het gebruik van maaimeststoffen te optimaliseren door een beter begrip van zijn stikstofwerking in relatie tot de wijze waarop de meststof wordt toegediend, maar ook in relatie tot de conditie van de bodem waarop zij wordt toegepast. Het project richt zich op de biologische groentetelers en biologische akkerbouwers.
Verwachte realisaties in 2015-2017
§1. Het onderzoeken van het potentieel van maaimeststoffen binnen strategieën van bodembeheer en bemesting bij de biologische teeltmethode, meer specifiek:
1° Onderzoek naar het effect van de toepassingswijze op de werking van een maaimeststof;
2° Het testen van het effect van de bodemconditie op de werking van een maaimeststof;
3° Bepaling van de bodemconditie;
4° Opvolging van de stikstofdynamiek in het veld en in het labo;
5° Kostprijs- en saldoberekening van de productie van maaimeststoffen;
6° Bepaling van de kwaliteit van de aangewende maaimeststoffen.
§2. Terugkoppeling van de resultaten naar het praktijkveld via open velddagen, netwerkvergaderingen, studiebijeenkomsten en artikels in vakbladen.
De steunmaatregel valt onder artikel 31 “Steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw- en de bosbouwsector” van de VERORDENING (EU) Nr. 702/2014 VAN DE COMMISSIE van 25 juni 2014.
De in aanmerking komende kosten zijn de volgende:
a) personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;
b) kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang deze wordt gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
c) kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
d) kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;
e) extra algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.
De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 100 % van de in aanmerking komende kosten.
Subsidie voor het onderzoeksproject “Verbeteren van het bodembehoud en het gebruik van hulpbronnen in biologische groenteteeltsystemen door introductie en beheer van agro-ecologische service crops (SOILVEG)” kaderend binnen de oproep van het CORE Organic II PLUS FP7 ERA-NET aan het Eigen Vermogen van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek
Begunstigde in 2015-2018
Een Vlaamse subsidie van maximaal 71.000 euro wordt toegekend aan het Eigen Vermogen van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, voor de periode februari 2015 t.e.m. februari 2018.
Doelstellingen van de subsidie
Agro-ecological service crops (ASC’s) betreffen niet vermarktbare tussenteelten die ingepast worden in agro-ecosystemen om te voorzien in ecosysteemdiensten of het versterken ervan en zo de balans in het hele bodem-plantsysteem te bevorderen. In Vlaanderen worden namen gebruikt als bodembedekkers, groenbemesters, vanggewassen,….Elk van deze benamingen omvat telkens slechts één ecosyteemdienst.
Dit 36 maanden durende project stelt zich in de eerste plaats tot doel om de hypothese te verifiëren dat, in de landen die deel uitmaken van het projectconsortium, bij het gebruik van de roller-crimper technologie voor het vernietigen van ASC’s (i) de opbrengst en kwaliteit van de hoofdteelten/groentegewassen behouden blijft, (ii) de bodemkwaliteit verhoogd wordt en de bodemvruchtbaarheid toeneemt door een reductie van de bodemverstoring en een verbetering van de biologische en biochemische kringlopen, (iii) het brandstofverbruik afneemt, (iv) een effectieve ziekte-, plaag- en onkruidonderdrukkende omgeving gecreëerd wordt. Het project zal ook de hypothese testen dat in vergelijking met de traditionele technieken van vernietiging (het inwerken in de bodem als groenbemester), het gebruik van de roller-crimper technologie de nutriëntenverliezen vanuit het bodem/plant systeem (i.e. de nitraatuitspoeling) en de broeikasgasemissies gereduceerd zullen worden.
Verwachte realisaties in 2015-2018
- door middel van onderzoek, met name twee types veldexperimenten, nieuwe en verbeterde strategieën voor bodembeheer en gebruik van hulpbronnen in biologische groenteteeltsystemen identificeren, meer specifiek:
- onderzoek naar nieuwe oplossingen en opties om “Agro-ecological service crops (ASC’s)” te introduceren in teeltsystemen en zo bij te dragen tot de optimalisatie ervan;
- onderzoek naar een nieuwe vernietigingsstrategie (gebaseerd op gereduceerde bodembewerking en de roller-crimper technologie);
- onderzoek naar de effecten van de introductie van ASC tussen twee hoofdgewassen in en van hun alternatieve vernietigingswijze op bodem/plant interacties en op hun implicaties op de opbrengst en productkwaliteit, bodemkwaliteit en bodemvruchtbaarheid, risico voor nitraatuitspoeling, onkruid en plaagbeheersing;
- het opleveren van een verbeterende versie van de twee meest gebruikte simulatiemodellen (WinEPIC en Daycent), dewelke geschikt zijn om het effect van de introductie van alternatieve vernietigingsstrategieën van ASC op de lange termijn C en N dynamiek en de broeikasgasemissies te voorspellen;
- verspreiden van de resultaten en innovatietransfer naar de telers en voorlichtingsorganisaties via een jaarlijkse workshop, via voorlichtingsmomenten, via veldbezoeken, via bijeenkomsten van de Bio-bedrijfsnetwerken (BBN), via artikels in landbouwvakbladen, via artikels in de nieuwsbrief “BioPraktijk” van het Coördinatiecentrum praktijkgericht onderzoek en voorlichting Biologische Teelt (vzw CCBT) en in de nieuwsbrief van het Netwerk Onderzoek Biologische Landbouw & voeding (NOBL).
Voorwaarden
De subsidie, vermeld in artikel 1, is steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouwsector, zoals vermeld in artikel 1, eerste lid, punt d), van verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, gepubliceerd in het Europese Publicatieblad L193/1 van 1 juli 2014, en wordt verleend onder de voorwaarden, vermeld in artikel 31 van die verordening.
De in aanmerking komende kosten zijn de volgende:
- a) personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;
- b) kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang deze wordt gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
- c) kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
- d) kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;
- e) extra algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.
De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 100 % van de in aanmerking komende kosten.
Met behoud van de toepassing van artikel 1, vijfde lid, van de in het eerste lid vermelde verordening, wordt de betaling van individuele steun of ad-hocsteun uitgesloten voor:
- ondernemingen ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een besluit van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;
- ondernemingen in moeilijkheden, als vermeld in artikel 2, punt 14, van de landbouw-groepsvrijstellingsverordening.
Met behoud van de toepassing van artikel 31, 4, van de in het eerste lid vermeld verordening, stelt de begunstigde de resultaten van het project, vermeld in artikel 1, gedurende ten minste vijf jaar beschikbaar op het internet.
Vóór de begindatum van het gesteunde project wordt op het internet de volgende informatie bekendgemaakt:
- dat het gesteunde project wordt uitgevoerd;
- de doelstellingen van het gesteunde project;
- de vermoedelijke datum van de publicatie van de resultaten die van het gesteunde project worden verwacht;
- de plaats waar de van het gesteunde project verwachte resultaten op het internet zullen worden bekendgemaakt;
- de vermelding dat de resultaten van het gesteunde project gratis beschikbaar zijn voor alle ondernemingen die in de betrokken specifieke landbouw- of bosbouwsector of -subsector actief zijn.
De resultaten van het gesteunde project worden op internet beschikbaar gesteld vanaf de einddatum van het gesteunde project of vanaf de datum waarop informatie over die resultaten wordt gegeven aan leden van specifieke organisaties, afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt. De resultaten blijven op internet beschikbaar gedurende ten minste vijf jaar vanaf de einddatum van het gesteunde project.
De steun wordt rechtstreeks aan de organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding toegekend.
Met behoud van de toepassing van artikel 31, zesde lid, van verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, worden voor de aanwending van de subsidie, vermeld in artikel 1, alleen de kosten aanvaard die opgenomen zijn onder het punt 3. “Financiering” van de projectaanvraag, ingediend op 15 december 2014.
Met behoud van de toepassing van artikel 31, zevende lid, van verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, bedraagt de steunintensiteit 100% van de in aanmerking komende kosten. Daarbij verzekert de steunaanvrager de naleving van de cumulatievoorwaarden zoals bepaald in artikel 8 van dezelfde verordening, teneinde de maximale steunintensiteit die geldt ten aanzien van de subsidiabele kosten niet te overschrijden.