Vlaams landbouwbeleid gunstiger voor kleinere landbouwbedrijven
Uit analyses van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij blijkt dat in 2023 18.582 Vlaamse landbouwers in totaal 375,5 miljoen euro steun uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) uitbetaald kregen. Landbouwers ontvangen GLB-steun om betaalbaar voedsel van hoge kwaliteit te produceren en diensten te leveren die niet of nauwelijks door de markt worden vergoed (voldoen aan de normen voor voedselveiligheid, milieu en dierenwelzijn en natuur- en landschapsbeheer). 35% van de betalingen gaat naar jonge landbouwers tot en met 40.
Opvallende vaststelling: het GLB heeft in Vlaanderen een veel groter herverdelend effect voor kleine bedrijven dan het Europese gemiddelde. In de EU is de steun veel minder gelijk verdeeld over de bedrijven dan in Vlaanderen. Zo krijgen in de EU de 20% landbouwbedrijven met de grootste rechtstreekse steun, 80% van de rechtstreekse betalingen. In Vlaanderen ontvangt diezelfde 20% van de bedrijven, 50,5% van de totale rechtstreekse steun. Daarnaast vergroent het GLB onze landbouwproductie, onder meer door de 40,5 miljoen euro in 2023 voor het nieuwe instrument ecoregelingen.
Het GLB, dat ontstaan is na het Verdrag van Rome in 1958, heeft vandaag als doelstellingen een stabiele aanvoer van voedsel, een billijk inkomen voor de boeren, milieubescherming en vitale plattelandsgebieden. Het gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB) wordt op Europees niveau beheerd en gefinancierd uit de gemeenschappelijke EU-begroting. Vlaanderen legt wel zijn eigen accenten en cofinanciert maatregelen.
Het GLB is in de loop der tijd geregeld hervormd. De prijs- en marktsteun is afgebouwd en vervangen door rechtstreekse inkomenssteun die grotendeels ontkoppeld is van de hoeveelheid productie. Naast de uitgaven voor marktmaatregelen en rechtstreekse steun (pijler 1) is in 2000 de tweede pijler geïntroduceerd, het plattelandsontwikkelingsbeleid, en die pijler wint gaandeweg aan belang. Daarnaast is er steeds meer aandacht voor milieu en klimaat. Het nieuwe GLB voerde in 2023 binnen de rechtstreekse betalingen een versterkte conditionaliteit en ecoregelingen voor eenjarige verbintenissen in en reserveert 35% van het budget van pijler 2 voor milieu, klimaat, biodiversiteit en dierenwelzijn.
In 2023 gaf de EU 57 miljard euro uit aan landbouwbeleid, goed voor 0,34% van het bruto binnenlands product (bnp). Begin jaren 1990 bedroeg het aandeel in het bnp nog 0,60%. Het aandeel van landbouw in het totale EU-budget is gezakt van ongeveer 65% in het begin van de jaren 1980 tot ongeveer 25% in 2023. De EU trekt nu, veel meer dan vroeger, geld uit om andere uitdagingen aan te pakken, waaronder economisch herstel, digitale transitie, innovatie, migratie, milieu, veiligheid en defensie.
In 2023 ontvingen 18.582 Vlaamse landbouwers in totaal 375,5 miljoen euro GLB-steun. Dat is gemiddeld 20.199 euro per landbouwer. De helft van de landbouwers ontvangt minder dan 10.372 euro. De rechtstreekse steun is met voorsprong het belangrijkst en klokt af op 204 miljoen euro. Sinds 2010 ging die er echter met een kwart op achteruit. Daarnaast zijn investeringssteun uit het Vlaamse Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) (83,5 miljoen euro) en de steun vanuit de gemeenschappelijke marktordening (GMO) groenten en fruit (72,5 miljoen euro) van groot belang. Ten slotte zijn er nog de agromilieuklimaatmaatregelen (21 miljoen euro) en het nieuwe instrument van de ecoregelingen (40,5 miljoen euro).
22% van de Vlaamse GLB-betalingen gaat naar gespecialiseerd melkveebedrijven die heel vaak grondgebonden zijn. Daarna volgen akkerbouw met 17%, glastuinbouw groenten met 11% en vleesvee met 10%. Akkerbouw staat op één wat betreft het aantal landbouwers die een betaling ontvangen. Het gaat om 25% van het totale aantal bedrijven die steun krijgen. Daarna volgen melkvee en vleesvee. Glastuinbouwers krijgen dan weer het grootste steunbedrag per bedrijf, vooral via de GMO groenten en fruit en het VLIF.
Bijna 35% van de GLB-betalingen in Vlaanderen is in 2023 voor jonge landbouwers tot en met 40 jaar, goed voor een gemiddeld bedrag van 36.650 euro. Ter vergelijking: landbouwers ouder dan 65 jaar vertegenwoordigen 20% van de landbouwers, maar ontvangen slechts iets meer dan 8% van de steun of gemiddeld 8.100 euro per landbouwer. Het aandeel dat naar jonge landbouwers gaat, zit de laatste jaren stevig in de lift. De vestigingssteun uit het VLIF en de extra inkomenssteun voor jonge landbouwers, met een extra budget in 2023, zijn maatregelen specifiek voor hen. Daarnaast ging in 2023 iets meer dan 55% van de investeringssteun, een record, naar landbouwers tot en met 40 jaar.
West-Vlaanderen blijft de landbouwprovincie bij uitstek. 36,5% van de GLB-steun gaat naar landbouwers in West-Vlaanderen. Daarna volgen Oost-Vlaanderen en Antwerpen, beide met 20%.
Het nieuwe GLB heeft bovendien een herverdelend effect in Vlaanderen, blijkt uit de analyses van de rechtstreekse steun. De kleine en middelgrote bedrijven krijgen in verhouding meer rechtstreekse steun dan voorheen. In 2023 ontvangen in Vlaanderen de 20% landbouwers met de grootste rechtstreekse steun 50,5% van de rechtstreekse steun. In 2022 was dat nog 57,5% van de rechtstreekse betalingen. De grootste groep landbouwbedrijven, ongeveer een kwart, ontvangt in 2023 tussen 5.000 en 10.000 euro. 13% van de bedrijven ontvangt minder dan 2.500 euro, samen goed voor bijna 2% van de totale steun. Door de nieuwe definitie van actieve landbouwer vallen hobby- landbouwers, voornamelijk binnen de bedrijfstypes akkerbouw, vleesvee en overige graasdieren, uit de boot. Maar ook het aandeel van de hoogste categorie valt terug. In 2023 ontvangt 8% van de bedrijven meer dan 30.000 euro, wat overeenkomt met 28% van de steun. In de EU is de steun veel minder gelijk verdeeld over de bedrijven dan in Vlaanderen. 20% van de landbouwbedrijven krijgt er 80% van de rechtstreekse betalingen.
De heroriëntatie van de rechtstreekse steun is mede een gevolg van de introductie van een herverdelende betaling, waarbij landbouwers voor de eerste 30 hectare een extra betaling per hectare ontvangen. Voor de basisinkomenssteun is er ook een maximumbedrag per bedrijf ingesteld. Ten slotte is er sprake van degressiviteit in de steun voor jonge landbouwers en voor de zoogkoeienhouderij: de betaling voor jonge landbouwers is voor maximum 90 hectare, waarbij landbouwers voor de eerste 45 hectare een groter bedrag ontvangen, en voor de zoogkoeienpremie wordt een hoger bedrag per dier uitbetaald voor de eerste 50 dieren.
De GLB-indicatoren zijn terug te vinden op de website van de Landbouwcijfers.
De indicatoren over de verdeling van de rechtstreekse steun over de Vlaamse landbouwbedrijven.