Teeltspecifieke kenmerken voor irrigatie en hergebruik van water bij substraatteelten onder glas

Wat zijn de specifieke kenmerken voor irrigatie en hergebruik in de sierteelt?

In de sierteelt zijn de snijbloementeelt, de azaleateelt en de potplantenteelt de belangrijkste teelten onder glas.

De snijbloemensector is sinds de jaren '80 geëvolueerd van volle grond naar substraat voor onder meer de teelt van roos, gerbera, anjer en anthurium.
De teelt van roos en gerbera op substraat gebeurt doorgaans op verhoogde teeltsystemen met goten met daarin substraatmatten of potten. Het drainwater wordt via de goten afgevoerd naar een bassin voor drainopvang. Bij de teelt van anjers liggen de substraatmatten op een plastic folie op de genivelleerde bodem. Het overtollige drainwater wordt met drainageslangen afgevoerd.
In functie van de teelt wordt 10 tot 50% drainwater gerealiseerd. Bij de aanmaak van de voedingsoplossing wordt gemiddeld 30% drainwater aan het vers gietwater toegevoegd. Op die manier kan een besparing van 30% op de meststoffen worden bekomen.

Azalea wordt meestal geteeld op afgedekte grond en de irrigatie gebeurt via bovenberegening. Enkel tijdens de forceriefase wordt op tafels met onderbevloeiing gewerkt.

De meeste potplantenbedrijven zijn voorzien van teeltsystemen die het drainwater kunnen opvangen. De keuze voor een bepaald teeltsysteem (tafels, goten, betonvloeren) is sterk afhankelijk van de plantkeuze (plantensoort, potmaat …) op het bedrijf. Niet in elk potplantenbedrijf wordt water ontsmet voor recirculatie. Dit houdt vanzelfsprekend een zeker risico in. Hierbij is het belangrijk de gevoeligheid van de planten voor pathogenen die via het water worden verspreid, te kennen.

Wat zijn de specifieke kenmerken voor irrigatie en hergebruik in de groenteteelt

Vruchtgroenten worden grotendeels op substraat geteeld: paprika en tomaat meestal op steenwol, maar soms ook op kokos of perliet, en komkommers meestal op perliet. Water wordt toegediend via druppelaars. Het overtollige drainwater wordt opgevangen en op de meeste bedrijven hergebruikt. Op een aantal bedrijven wordt tomaat nog in de grond geteeld. Meestal gaat het dan om een korte teelt in het teeltplan in combinatie met een andere teelt, bijvoorbeeld sla of een biologische teelt van vruchtgroenten. Watergift in de grondteelt gebeurt met druppelaars of een druppelleiding die langs de planten ligt. Het drainwater wordt niet opgevangen.

In de groenteteelt worden hoofdzakelijk twee types recirculatiesystemen gebruikt:

  • het substraat ligt op de grond op plastic folie. Het drainwater loopt onder het substraat over de plastic folie en vloeit via perforaties in de folie in een drainslang, uitgelegd op een opvangfolie. Via de drainslang wordt het drainwater afgevoerd naar het opvangvat;
  • het substraat ligt in hangende teeltgoten. Op het einde van elke goot is een opvangsysteem voorzien waardoor al het drainwater centraal kan afgevoerd worden. Dat is het geval bij de teelt van vruchtgroenten op goten.

De grondloze teelt van bladgewassen (kropsla en alternatieve slasoorten) en kruiden is geëvolueerd naar het MGS-systeem (mobiele gotensysteem met verlengde opkweek en assimilatiebelichting). De voordelen zijn onder meer: geen bodemvervuiling, een relatief laag waterverbruik en de mogelijkheid om met fysische ontsmettingsmethoden wortelziektekiemen te bestrijden. Tot op heden wordt de grondloze teelt op beperkte schaal toegepast, maar de teelt kent een gestage uitbreiding. De grondloze teelt zal in de toekomst nog aan belang winnen, onder meer als alternatief voor chemische bodemontsmetting.

Wat zijn de specifieke kenmerken voor irrigatie en hergebruik in de aardbeienteelt?

De teelt van aardbeien onder bescherming (glas of plastic folie) is meestal een teelt van trayplanten op substraat in potten of bakken op hanggoten of stellingen. De teeltwijze heeft heel wat voordelen: de vruchten zijn proper, goed zichtbaar en gemakkelijk te plukken. Het drainwater, dat eerder beperkt is in vergelijking met vruchtgroenten onder glas, kan gemakkelijk verzameld en opgevangen worden. Het opgevangen drainwater kan hergebruikt worden.

Een recirculatiesysteem bij aardbeien verschilt weinig van een standaardsysteem. Bij de productieteelt op substraat worden de aardbeien geteeld in potten, bakken of zakken (bijvoorbeeld veenbalen) op goten, en bevloeid via druppelaars. De goten maken het gemakkelijk om het drainwater op te vangen en te verzamelen. Omdat er in veensubstraat geteeld wordt, filtert de teler het drainwater best voor de ontsmetting.

Een productiebedrijf van 1 ha glas heeft 28 m³ drainwater per dag bij een maximale drain van 40% en een watergift van 7 l/m². Er wordt een opvangcapaciteit van twee dagen voorzien, namelijk 50 à 60 m³. Minder kan ook, maar dat geeft meer kans op overstroom of tekort. Behalve water voor het druppelen is er ook water nodig voor dakberegening en broezen.

Delen: