Binnen de melkveehouderijĀ nemen in 2021 de nonfactorkosten met bijna 273.700 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met 127.800 euro een stuk lager.
Binnen de vleesveehouderij nemen in 2021 de nonfactorkosten met bijna 135.200 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met 78.900 euro een stuk lager.
Binnen de varkenshouderij nemen in 2021 de nonfactorkosten met ruim 519.700 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met bijna 93.800 euro een stuk lager.
Binnen de legpluimveehouderij nemen in 2021 de nonfactorkosten met ruim 973.000 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met 155.300 euro een stuk lager.
Binnen de slachtpluimveehouderij nemen in 2021 de nonfactorkosten met ruim 1.494.700 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met ruim 96.100 euro een stuk lager.
Binnen de glastuinbouw nemen in 2021 de nonfactorkosten met bijna 827.400 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met bijna 363.500 euro een stuk lager.
Binnen de bedrijven met openluchtgroenten liggen in 2021 de nonfactorkosten met 104.800 euro ongeveer op hetzelfde niveau als de factorkosten (ruim 101.800 euro per bedrijf).
Binnen de gespecialiseerde sierteeltbedrijven onder glas nemen in 2021 de nonfactorkosten met ruim 897.600 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met 232.300 euro een stuk lager.
Voor de totale landbouw nemen in 2021 de nonfactorkosten met ruim 312.700 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met bijna 126.800 euro een stuk lager.