Bij mobiele beregeningsinstallaties wordt gebruik gemaakt van haspels. De slang met de sproeier wordt uitgebracht en de sproeier wordt voortbewogen door het oprollen van de haspel. De aandrijfkracht voor het oprollen van de slang wordt meestal geleverd door het water. Op de haspel zit een regelmechanisme dat er voor zorgt dat de slee met een gelijkmatige snelheid wordt voortbewogen.
De slang moet voldoende stevig zijn zodat er weinig vervorming optreedt. Een vervorming kan de weerstand vergroten en een onregelmatige verdeling in de voortbewegingsrichting opleveren. De lengte en de diameter van de slang bepalen het drukverlies. Hoe groter de diameter hoe geringer het drukverlies per lengte-eenheid. De keuze van de diameter is een kwestie van afwegen van lagere kosten van dunne leidingen tegenover hogere kosten van pomp en brandstof. Bovendien kan een grotere, duurdere haspel nodig zijn als de diameter ruimer moet zijn om bij grote slanglengte voldoende druk aan de sproeimond te halen.
Foto haspel en slang:
Bron: PCS
Er zijn zeer uiteenlopende haspeltypes op de markt. De diameter van de haspelslang varieert van 40 mm tot 140 mm. De lengte kan gaan van 100 m tot 600 m. Het debiet varieert van enkele m³/h tot meer dan 150 m³/h. De waterafgifte kan plaatsvinden door middel van één groot sproeikanon, meerdere kleinere sproeikanonnen (op dezelfde sproeiwagen of –slede) of een sproeiboom.
Lengte haspelslang
De lengte van de slang wordt bepaald door de lengte van de beregende percelen. Lange percelen kunnen echter wel in de lengte opgesplitst worden, maar de wateraanvoer moet hierop aangepast worden. Zo kan bij gebruik van een haspel met draaikrans vanuit een middengang in twee richtingen beregend worden. Als er een aanvoerleiding met meerdere aftakpunten in de lengterichting van het perceel ligt, kan het veld zelfs nog verder opgedeeld worden. In Vlaanderen zijn de percelen eerder klein, waardoor het echter vaker voorkomt dat er een aanvoerleiding op de kopakker gelegd wordt en dat met de haspel de volledige lengte in één werkgang beregend wordt.
Diameter haspelslang
Bij de keuze van de slangdiameter speelt de totale irrigatiebehoefte tijdens de piekperiode een doorslaggevende rol. In een droge periode moet de haspelinstallatie tijdig de totale oppervlakte kunnen beregenen. Het potentiële debiet van de haspel hangt in de eerste plaats af van de diameter van de slang. Verhoging van de werkdruk zorgt in mindere mate voor een verhoging van het debiet. Bovendien is een te hoge werkdruk ongunstig, omdat er dan een te fijne druppelverdeling bekomen wordt, die erg winddriftgevoelig is.
Om het drukverlies in de slang beperkt te houden, is het nodig om de slangdiameter ruim genoeg te kiezen. De meerkost voor een grotere slang wordt in veel gevallen snel teruggewonnen door een lager energieverbruik van de pomp.