Regenleidingen

Oorspronkelijk werd op containervelden voornamelijk beregening toegepast zoals onder glas. Regenleidingen met ketsdoppen (boog- of steeldoppen) voorzien de planten van het benodigde water. De individuele sproeidoppen hebben meestal een ongeveer cirkelvormig sproeibeeld. Om een volledige dekking te krijgen moet het sproeibereik van de sproeiers elkaar overlappen. De regenleidingen zelf verstoren de waterverdeling. Door sproeidoppen te kiezen die geschikt zijn om aan de onderkant van de leiding te monteren, gebeurt dat in mindere mate.

De wind heeft een behoorlijke invloed op het sproeipatroon. Aan de uiteinden van de bedden kunnen extra sproeidoppen geplaatst worden om in het extra vochtverbruik van de randplanten te voorzien. Sproeiers voorzien van een druppelstop voorkomen het leeglopen van leidingen na de beregening. De werkdruk hangt af van het type sproeidop en ligt meestal rond de 2 รก 3 bar. De capaciteit van de regenleiding varieert met het type sproeier, de afstand tussen de sproeiers en de ingestelde druk. Gewoonlijk is de capaciteit vrij hoog: 50 - 150 mm per uur. De hoge beregeningscapaciteit maakt het mogelijk om in korte tijd de volledige teeltoppervlakte te beregenen en om meerdere malen per dag water te geven. Het vochtniveau in de pot is dus in principe goed te sturen. De mogelijkheden om dat te doen worden echter beperkt, doordat overdag beter geen water gegeven kan worden. De bestrijding van nachtvorstschade is door de hoge waterafgifte met regenleidingen niet goed mogelijk. Door cyclisch te beregenen is de bestrijding van nachtvorstschade enigszins mogelijk, maar de storingsgevoeligheid neemt hierdoor toe. De neerslaghoeveelheid is veel groter dan dat voor de vorming voor ijs nodig is en dan de potgrond kan opnemen. Er zal veel water terug komen.

Delen: