- Wat zijn de specifieke eisen van het aanmaakwater voor de sierteelt?
- Wat zijn de specifieke eisen van het aanmaakwater voor de groenteteelt?
- Wat zijn de specifieke eisen van het aanmaakwater voor de aardbeienteelt?
Er zijn grenswaarden voor het aanmaakwater en voor het drainwater. De zoutgevoeligheid van de teelt bepaalt in grote mate de eisen voor het aanmaakwater. Vandaar dat de elektrische geleidbaarheid (EC) van de druppeloplossing aangepast wordt aan de teelt.
Wat zijn de specifieke eisen van het aanmaakwater voor de sierteelt?
Anthurium op steenwol wordt gedruppeld met een elektrische geleidbaarheid (EC) van 0,8 mS/cm, de standaard druppeloplossing voor roos op substraat heeft een EC van 1,6 mS/cm. Voldoende beschikbaarheid van gietwater van goede kwaliteit is dan ook van groot belang. Natrium- en chlorideconcentraties in het gietwater moeten lager zijn dan respectievelijk 0,2 en 0,3 mmol/l.
Bij azalea varieert de EC van het gietwater van 0,5 tot 1,5 mS/cm in functie van de gewasfase. Azalea is een zoutgevoelige plant. Hergebruik van het voedingswater houdt in dat de teelt gestuurd moet worden met een gietwaterkwaliteit die niet steeds optimaal is te houden. In regenarme periodes kan dit gietwater geleidelijk aanrijken in nutriënten. Dat resulteert in een toename van het totale zoutgehalte en ook in een toename van ballastzouten (sulfaten, natrium en chloriden). Sulfaatconcentraties kunnen in de loop van een teeltseizoen toenemen met een factor 2,5.
Goede gietwaterkwaliteit is niet voor alle bedrijven beschikbaar. De kwaliteit van het opgepompte grondwater kan sterk variëren. Het starten van de teelt met matig hard tot hard water (hoog calcium- en bicarbonaatgehalte) zorgt bij hergebruik voor toenemende problemen tijdens de teelt. De bemesting wordt moeilijker stuurbaar en de alkaliniteit van het water resulteert in een toename van de pH van het substraat wat voor de zuurminnende azalea tot kwaliteitsverlies kan leiden.
Hoe beter de waterkwaliteit van het gietwater, hoe minder snel deze elementen accumuleren. Een voldoende grote opvang van regenwater is zeer belangrijk.
Bij potplanten is de EC van het irrigatiewater een eerste indicatie voor de waterkwaliteit. Bij hergebruik van irrigatiewater is de geleidbaarheid bij voorkeur lager dan 0,75 mS/cm. Een wateranalyse is noodzakelijk om het gehalte van elk individueel element te kennen. Gietwater met een natriumgehalte lager dan 2,17 mmol/l en een chloridegehalte lager dan 1,41 mmol/l is zeer gunstig. In gesloten teeltsystemen worden zelfs gehaltes lager dan 0,87 mmol/l voor natrium en dan 0,99 mmol/l voor chloor als richtwaarden gegeven. Voor sulfaat wordt 0,83 mmol/l als richtwaarde gegeven in gesloten teeltsystemen. Behalve de waterkwaliteit is het van belang de zoutgevoeligheid van de gewassen te kennen. Zoutgevoelige sierteeltgewassen vertonen al schade bij relatief lage zoutgehaltes. Vooral de aanwezigheid van chloor, natrium, sulfaat en bicarbonaat bepaalt het zoutgehalte in het substraat. Hoe beter de waterkwaliteit van het gietwater, hoe minder snel deze elementen accumuleren. Het ontzouten van het gietwater door de toepassing van omgekeerde osmose resulteert in een betere waterkwaliteit.
Wat zijn de specifieke eisen van het aanmaakwater voor de groenteteelt?
In de groenteteelt worden vooral regenwater en grondwater als aanmaakwater gebruikt. De standaard elektrische geleidbaarheid (EC) voor tomaat is 3 à 3,5 mS/cm; in de zomer kan de EC dalen tot 2,4 à 2,5 mS/cm. Bij de start van de teelt wordt soms met hogere EC-waarden gedruppeld (4 à 5 mS/cm) om de planten voldoende te stimuleren tot vruchtzetting. Het percentage drainwater bedraagt gemiddeld 25 à 30%. Om te komen tot een voedingsoplossing met een EC van 3 mS/cm wordt aanmaakwater met een EC van maximum 1,5 mS/cm toegediend. In de paprikateelt wordt er gedruppeld met een EC van 2,5 mS/cm, die in de zomer daalt tot 2 mS/cm. Bij paprika bedraagt de EC van het hergebruikte aanmaakwater maximum 1,3 mS/cm. Bij hergebruik van drainwater worden aan het aanmaakwater strengere eisen gesteld aan de aanwezige elementen, vooral voor natrium en chloor, maar ook voor mangaan en sulfaat (zie tabel hieronder).
Element | Grenswaarde |
---|---|
Natrium (Na+) | 1 mmol/l |
Chloriden (Cl-) | 1 mmol/l |
Calcium (Ca2+) | 2,5 mmol/l |
Magnesium (Mg2+) | 0,75 mmol/l |
Sulfaten (SO42-) | 1,5 mmol/l |
Bicarbonaten (HCO3-) | 10 mmol/l |
IJzer (Fe2+) | 0,6 mg/l |
Mangaan (Mn2+) | 0,5 mg/l |
Boor (B) | 0,3 mg/l |
Zink (Zn2+) | 0,5 mg/l |
Bij het mobiel gotensysteem van sla verhoogt mangaanovermaat het risico van tulpvorming waarbij de kroppen niet willen sluiten, maar in tulpvorm uitgroeien. Voor de teelt van sla op hydrocultuur mag het mangaangehalte van het aanmaakwater niet hoger zijn dan 1 ?mol/l. Bij sla opgekweekt in turfperspotjes treedt bij hogere gehaltes tulpvorming op. Turf heeft immers van nature uit een hoog gehalte van mangaan. Bij sla opgekweekt op een inert substraat moet echter 5 ?mol/l mangaan toegevoegd worden aan de voedingsoplossing.
Wat zijn de specifieke eisen van het aanmaakwater voor de aardbeienteelt?
Als aanmaakwater wordt best regenwater gebruikt. Met putwater treden gemakkelijker fysiologische problemen op, bijvoorbeeld albinisme bij een te hoog siliciumgehalte. Aardbeien worden met een vrij lage elektrische geleidbaarheid (EC tussen 1,2 en 1,8 mS/cm) gedruppeld. Met als gevolg dat hergebruik van het drainwater een lage EC vergt van het aanmaakwater. Vandaar dat regenwater ideaal is. Voor gebruik als aanmaakwater moet de EC van putwater lager zijn dan 0,3 à 0,4 mS/cm. Het gehalte van de gemakkelijk uitspoelbare elementen moet nog wat lager zijn dan de maximaal toegelaten waarden die worden gehanteerd bij toepassing zonder hergebruik. De normen voor het aanmaakwater bij druppelen zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Element | Grenswaarde |
---|---|
Calcium (Ca2+) | < 2-2,5 mmol/l |
Kalium (K+) | < 3 mmol/l |
Magnesium (Mg2+) | < 2 mmol/l |
Sulfaten (SO42-) | < 1 mmol/l |
Fosfaten (H2PO4-) | < 0,1 mmol/l |
Silicium (Si) | < 0,2 mmol/l |
Natrium (Na+) | < 0,3 mmol/l |
Chloriden (Cl-) | < 1 mmol/l |
IJzer (Fe2+) | < 10 ?mol/l |
Boor (B) | < 6-7 ?mol/l |
Zink (Zn2+) | < 5 ?mol/l |