Grenswaarden voor drainwater

Op deze pagina:

Bij teelt op substraat is het van belang om meer water toe te dienen dan noodzakelijk voor het gewas, om de plant te beschermen tegen ophoping van ballastzouten. In functie van de teelt wordt 10 tot 50% drainwater gerealiseerd. De zoutgevoeligheid van de teelt is een erg belangrijke factor die de grenswaarden voor drainwater van die teelt bepaalt.

Wat zijn de grenswaarden voor drainwater in de sierteelt?

De zouttolerantie is niet voor alle snijbloemen identiek: anjers zijn zouttolerant, rozen en gerbera’s zijn matig tolerant. Omdat natrium geen voedingselement is, zal het bij hergebruik accumuleren in de voedingsoplossing. Het gehalte aan natrium en chloride in het drainwater ligt bij voorkeur lager dan 1,5 mmol/l. Voor de meeste teelten op substraat geldt dat de gehaltes aan natrium en chloride in het aanmaakwater en in het wortelmilieu best zo laag mogelijk zijn. Dat is een belangrijke factor die bepaalt of u het drainwater kunt hergebruiken.

Azalea is een kalkvrezende plant en op bepaalde tijdstippen in de teelt wordt het turfsubstraat bemest met een elektrische geleidbaarheid (EC) van 0,5 à 0,6 mS/cm. Daarom mag bij hergebruik van drainwater enkel aanmaakwater met een zeer lage EC, lager dan 0,3 mS/cm, gebruikt worden.

De meeste kalkvrezende potplanten zijn ook zoutgevoelig. Kalkvrezende planten zijn bijzonder gevoelig voor natrium of chloride in het aanmaakwater. Voor de meeste teelten op substraat zijn de gehaltes aan natrium en chloride in het aanmaakwater, en bijgevolg ook in het wortelmilieu, best zo laag mogelijk. Bij beregening boven het gewas kan bij een te hoog calcium- of magnesiumgehalte witte neerslag ontstaan op de bladeren zelf. De meeste potplanten worden gevoed met een voedingsoplossing die 10 ?mol/l boor bevat. In het wortelmilieu is een gehalte van 25 ?mol/l al hoog. Voor recirculatie ligt het mangaangehalte van het aanmaakwater liefst niet boven 10 ?mol/l.

Wat zijn de grenswaarden voor drainwater in de groenteteelt?

Tomaten verdragen nogal gemakkelijk iets hogere hoeveelheden zouten in het wortelmilieu. Een chloridegehalte van 3 mmol/l in het wortelmilieu is zelfs wenselijk. Aangezien chloride geen voedingselement is, wordt het niet opgenomen door de planten en is een hoger gehalte af te raden.

Voor paprika en komkommer is het gehalte aan natrium en chloride in het drainwater bij voorkeur lager dan 1,5 mmol/l. Op het vlak van spoorelementen moet vooral aan boor en mangaan aandacht besteed worden. Aangezien natrium en chloride slechts in beperkte mate worden opgenomen door de planten, dient het gehalte aan natrium en chloor in het aanmaakwater voldoende laag te zijn. Ophoping van natrium en chloor in het water kunnen bij recirculatie problemen geven.

Tomaten zijn vrij tolerant voor boor in het wortelmilieu. Bij tomaten op substraat is de streefwaarde voor boor in het drainwater 60 ?mol/l. Vanaf 150 ?mol/l kan bladpuntverbranding voorkomen. Het mangaangehalte in het aanmaakwater is best niet hoger dan 10 ?mol/l. Een gehalte van 40 ?mol/l in het drainwater is voor tomaat het maximum.

Omdat bij komkommer geen afremming van de vegetatieve groei nodig is zoals bij de doorteelt van tomaat, ligt de richtwaarde voor EC (2,5 à 3,0 mS/cm voor komkommer versus 3,0 à 3,5 mS/cm voor tomaat) en dus ook het meststoffenverbruik globaal gezien iets lager dan bij tomaat. Het ammoniumgehalte (pH-buffering) in de voedingsoplossing voor komkommer mag hoger zijn (0,1 à 0,5 mmol/l als matlimieten). Occasioneel wordt silicium toegevoegd aan 0,6 mmol/l matrichtwaarde (vruchtkwaliteit).

Wat zijn de grenswaarden voor drainwater in de aardbeienteelt?

In de aardbeienteelt is het meststoffenverbruik vrij laag. De gewenste elektrische geleidbaarheid (EC) ligt, afhankelijk van de teeltfase, tussen 1,2 en 1,8 mS/cm. De EC van het drainwater ligt tussen 1,5 en 2,5 mS/cm. De samenstelling van het drainwater is onder meer afhankelijk van:

  • aard van de voedingselementen (bivalente elementen worden minder snel geabsorbeerd);
  • ontwikkelingsstadium (vegetatief stadium: meer opname nitraten, calcium en magnesium; bloei en oogst: meer opname kalium);
  • het klimaat.

Door het lage drainpercentage wordt de concentratie van de elementen in het drainwater minstens gedeeld door drie door toevoeging van regenwater. Of met andere woorden: de nieuwe oplossing bevat maximaal een derde drainwater. Bijgevolg komt het zelden voor dat concentraties van bepaalde elementen te hoog oplopen en het drainwater niet meer kan worden hergebruikt. Een regelmatige analyse van het drainwater is aan te raden zodat de voedingsoplossing kan aangepast worden.

Wat doe ik met onbruikbaar drainwater of spuistroom?

In uitzonderlijke gevallen is het drainwater niet meer bruikbaar als voedingswater, onder meer omwille van aanrijking met één of meerdere nutriënten waardoor kritische grenzen worden overschreden of bij opstapeling van ballastzouten.

De mogelijkheden voor het verwijderen van dit spuistroom zijn bepaald door het Mestdecreet van 22 december 2006 en het besluit van de Vlaamse Regering  van 10 oktober 2008 betreffende nadere regels rond tuinbouw ter uitvoering van het Mestdecreet.

In de periode van 16 februari tot 31 augustus kan de spuistroom verwijderd worden op diverse manieren, mits dit op een milieukundig verantwoorde manier gebeurt. Zo zijn onder andere spreiding van spuistroom op landbouwgrond en lozing mits milieuvergunning, bv. na zuivering, toegelaten onder bepaalde strikte voorwaarden.

Spuistroom mag niet opgebracht worden op landbouwgrond in de periode van 1 september tot en met 15 februari, tenzij men beschikt over een attest van lage N-inhoud. Tuinbouwers van teelten op groeimedium onder permanente overkapping moeten ten laatste op 1 januari 2011 over de nodige opslagcapaciteit voor dit spuistroom beschikken. Die opslagcapaciteit is nodig om de uitrijverbodsperiode van spuistroom te kunnen overbruggen.

Meer informatie betreffende de voorwaarden met betrekking tot opslag, vervoer en afzet van spuistroom vindt u op https://www.vlm.be/

Delen: