Binnen de vleesveehouderij nemen in 2022 de nonfactorkosten met 142.000 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met 77.000 euro een stuk lager.
Binnen de varkenshouderij nemen in 2022 de nonfactorkosten met 685.200 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met bijna 96.200 euro een stuk lager.
Binnen de legpluimveehouderij nemen in 2022 de nonfactorkosten met ruim 1.051.200 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met 144.600 euro een stuk lager.
Binnen de slachtpluimveehouderij nemen in 2022 de nonfactorkosten met ruim 2.207.400 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met ruim 108.100 euro een stuk lager.
Binnen de glastuinbouw nemen in 2022 de nonfactorkosten met ruim 1.007.600 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met bijna 373.900 euro een stuk lager.
Binnen de bedrijven met openluchtgroenten liggen in 2022 de nonfactorkosten met 135.900 euro iets hoger dan de factorkosten (115.500 euro per bedrijf).
Binnen de gespecialiseerde sierteeltbedrijven onder glas nemen in 2022 de nonfactorkosten met ruim 906.800 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met 263.100 euro een stuk lager.
Voor de totale landbouw nemen in 2022 de nonfactorkosten met ruim 374.100 euro het grootste deel van de totale kosten in. De factorkosten liggen met 130.250 euro een stuk lager.