Veelgestelde vragen over hondenfokkerij

Op deze pagina:

Wat is het verschil tussen hondenfokkerij en hondenkweek?

Hondenkweek of –kwekerij is een algemene term om de voortplanting van honden aan te duiden.

De dierenwelzijnsregelgeving maakt een onderscheid tussen verschillende types kwekers: occasionele kwekers, hobbykwekers, professionele kwekers en kweker-handelaars.

Fokkerij wordt vaak verkeerdelijk als synoniem gebruikt voor, of verward met, het houden, verzorgen, kweken en verhandelen van dieren. Fokkerij dekt een andere lading, met name de genetica van de dieren. Fokkerij gaat in essentie over het centraal verzamelen, verwerken en certificeren van diergegevens en het volgen van fokmethoden om tot nakomelingen te komen met welbepaalde kenmerken. Fokkerij is een bewezen, goed functionerende aanpak om (ras)populaties te verbeteren. Ook voor honden is fokkerij een geschikte aanpak om de genetische diversiteit binnen bepaalde (ras)populaties te verhogen en om pups voort te brengen die niet lijden aan erfelijke aandoeningen.

Omdat de erfelijke kenmerken van een (ras)populatie maar relevant wijzigen als meerdere fokkers eenzelfde fokdoel voor ogen hebben, gaan fokkers zich hiervoor verenigen en organiseren. De informatieverzameling en –verwerking die voor het bereiken van het fokdoel nodig is, gebeurt volgens internationale afspraken en is voor meerdere diersoorten gereglementeerd.

De diergegevens, dit zijn de gegevens in verband met geboorte, afstamming, prestaties (waarnemingen, onderzoeks- en testresultaten,…), worden door die fokkers vrijwillig bezorgd aan de organisatie die ze ter beschikking houdt van al haar fokkers. Het verwerken van diergegevens tot selectiecriteria gebeurt volgens wetenschappelijk aanvaarde methoden.

Wat was de aanleiding voor een Vlaams hondenfokkerijbeleid?

De BBC-documentaire ‘Pedigree dogs exposed’, die in 2009 werd uitgezonden door de VRT, toonde wantoestanden op het vlak van de gezondheid, het welzijn en de fokkerij van honden. Deze documentaire veroorzaakte in Vlaanderen heel wat opschudding, tot in het Vlaamse Parlement toe. Enkele weken voordien had de Vlaamse regering ingestemd met de Vlaamse fokkerijwetgeving voor rundvee, varkens, schapen, geiten, paarden, pluimvee, struisvogels, konijnen en hertachtigen. Vlaamse parlementsleden uit verschillende fracties oordeelden dat de fokkerij niet enkel voor deze diersoorten, maar ook voor de honden moest gereguleerd worden.

De toenmalige minister-president riep medio 2010 vertegenwoordigers van de hondensector samen om de knelpunten en de behoeften te inventariseren. Naar aanleiding van de besprekingen besloot de Vlaamse Regering om het fokkerijbesluit open te stellen voor honden en maatregelen uit te werken om de fokkerijproblemen aan te pakken.

De informatie die de minister-president hierover aan het Vlaams parlement gaf.

Wat kan er op het vlak van hondenfokkerij geleerd worden uit het fokkerijbeleid bij andere diersoorten (paarden, runderen, kippen, …)?

Fokkerij heeft tot doel op een duurzame wijze de genetische kenmerken van dierpopulaties aan te passen aan de behoeften.

Een fokkerijbeleid organiseert daartoe de fokkers en de fokkerij, legt de voorwaarden vast waaronder dit kan en moet gebeuren en ziet toe op de naleving van de gemaakte afspraken. Door het overheidsoptreden wordt de investering van de individuele fokkers van dat ras, beschermd en worden dieren van betere kwaliteit aangeboden aan de gebruikers.

Enkele decennia geleden werden al fokmethoden ontwikkeld om erfelijke aandoeningen te vermijden bij runderen en varkens, en om de genetische diversiteit van meerdere kenmerken te verbeteren, zonder het fokdoel van het ras te moeten opgeven. Omdat het vererven van kenmerken bij alle diersoorten op dezelfde biologische principes berust, kan een fokkerijbeleid worden uitgewerkt voor alle diersoorten.

De aangeklaagde situatie bij de hondenfokkerij (zie vraag 2) wees erop dat de fokkerij niet optimaal georganiseerd was en verantwoordt de uitwerking van een Vlaams fokkerijbeleid voor de hondensector.

Waarom focust het hondenfokkerijbeleid niet exclusief op ‘stamboomfokkerij’?

De Raad voor Dierenwelzijn benadrukte in 2014 dat de aanbevelingen voor de aanpak van erfelijke aandoeningen en inteelt van toepassing zijn op zowel honden met stamboom als zonder stamboom. Aangezien de welzijnsproblemen ten gevolge van het fokken naar extremen en een te nauwe genetische basis bij beide voorkomen.

Het hoofddoel van het hondenfokkerijbeleid is het fokken van gezonde honden zonder erfelijke aandoeningen. Dit doel kan zowel gerealiseerd worden binnen een raszuivere populatie als over de rasgrenzen heen.  

Vlaanderen telt vier stamboek- of stamboomorganisaties. Onderling wisselen zij weinig of geen fokdieren uit. Hun fokdieren kunnen in zekere mate als aparte populaties beschouwd worden.

Vóór de invoering van de fokkerijreglementering hadden deze organisaties geen beleid om de genetische diversiteit binnen de rassen te waarborgen. Bovendien hadden ze slechts voor een beperkt aantal erfelijke aandoeningen een beleid om deze bij nakomelingen te vermijden. De stamboekfokkerij is goed voor ±15% van het jaarlijks aantal in de identificatiedatabank (Dogid) geregistreerde pups.

In de gegeven omstandigheden is dit aantal te weinig om op korte en middellange termijn verbetering te brengen in de frequentie van bepaalde erfelijke aandoeningen.

Vlaanderen telt daarnaast ook meer dan 800 kwekers die individueel erkend zijn op basis van de dierenwelzijnsreglementering. Deze groep kwekers beschikt over gegevens van ouders en nakomelingen en is ook geïnteresseerd in het voortbrengen van pups die aan de maatschappelijke vraag voldoen. Deze groep staat in voor 30% van het jaarlijks aantal geregistreerde pups. Voor tenminste de helft van deze pups is de kweker lid van een organisatie die de belangen van de fokkers behartigt.

Beide groepen beschikken over voldoende basisinformatie om het fokkerijbeleid te kunnen uitvoeren. De Vlaamse overheid heeft voor beide groepen de gepaste fokkerijmaatregelen genomen, waardoor de kwaliteitsverbetering van de honden zich sneller zal laten voelen op het terrein.

Wat is het verschil tussen erkenningen die worden toegekend in het kader van de dierenwelzijnsregelgeving en de erkenningen die worden toegekend in het kader van de fokkerijregelgeving?

Dierenwelzijn betreft het opleggen van normen en criteria op het vlak van het houden, verzorgen, verhandelen van dieren om hun welzijn te garanderen. De dierenwelzijnsregelgeving erkent individuele kwekers. Bij niet-naleving van de dierenwelzijnsregelgeving kunnen deze kwekers hun erkenning voor het kweken en verhandelen van honden verliezen, waardoor zij deze activiteiten moeten stopzetten.

Fokkerij betreft het verzamelen, verwerken en certificeren van diergegevens om op duurzame wijze nakomelingen met welbepaalde kenmerken voort te brengen. De fokkerijregelgeving erkent geen individuele kwekers, maar wel verenigingen en organisaties van fokkers. Bij niet-naleving van de fokkerijregelgeving kunnen deze verenigingen en organisaties van fokkers hun erkenning verliezen.

De minister van landbouw antwoordde in dat verband ook op vragen van het Vlaams parlement:
https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1126655
https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1139090

Hoe kan worden verantwoord dat de hondenfokkerij in Vlaanderen gereguleerd is, terwijl dit niet in andere lidstaten van de Europese Unie het geval is. Zorgt dit niet voor oneerlijke concurrentie tussen fokkers?

Fokkerij is een investering om in de toekomst beter aangepaste dieren voort te brengen. Het opleggen van maatregelen aan alle Vlaamse fokkers zal bij aanvang een meerkost betekenen maar zeer snel aanleiding geven tot dieren waarvoor interesse bestaat in de omliggende regio’s. De maatregelen van de Vlaamse overheid moeten bijgevolg gezien worden als terugverdienbaar. Uit de besprekingen ter voorbereiding van de fokkerijregelgeving voor de honden, bleek dat alle partijen aan tafel de problematiek erkenden en bereid waren om inspanningen te leveren om de Vlaamse hondenfokkerij te verduurzamen.

Vlaanderen is niet de enige regio waar de overheid aan de sector vroeg om maatregelen te nemen. In onder meer Zweden, Finland, Nederland, Engeland en Denemarken, hadden de organisaties van hondenfokkers hieraan al gevolg gegeven of waren zij hiermee bezig. Omdat een belangrijk deel van de hondenfokkerij in hun land via hen verliep, zaten zij in een gunstige positie om maatregelen te nemen.

Hoewel fokkerij voor een aantal diersoorten Europees geregeld is, bestaan er voor de honden nog geen Europese beschikkingen om de voorwaarden vast te leggen waaraan gefokte honden moeten voldoen om vrij, intracommunautair verhandeld te kunnen worden. De bevoegdheid om fokkerijmaatregelen te nemen, berust dus volledig bij de bevoegde overheid van de Lidstaat.

In België is de bevoegdheid om fokkerijmaatregelen te nemen sinds 2002 aan de gewesten toevertrouwd. Zoals bij vraag 2 werd uitgelegd, kwamen de maatregelen er omdat de publieke opinie maatregelen bleef eisen en geen genoegen nam met de opvolging van enkel de stamboekverenigingen.

Wat bepaalt de hondenfokkerijregelgeving over buitenlandse dieren die worden geïmporteerd? Kunnen pups worden geïmporteerd waarover niets bekend is van de afkomst en hun genetisch potentieel?

De Vlaamse fokkerijregelgeving kan juridisch gezien enkel de Vlaamse fokkerij reguleren.

Ingevoerde pups die in een later stadium worden gebruikt als fokdier, moeten wel voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in de fokkerijregelgeving.  

Laat de hondenfokkerijregelgeving toe dat er met reuen of teven die een erfelijke aandoening hebben, wordt gefokt?

Voor de eenentwintig rassen waarvoor extra maatregelen gelden, laat de fokkerijregelgeving toe dat er met reuen of teven wordt gekweekt. Op voorwaarde dat van het fokdier de genetische identiteit werd bepaald, een onderzoek werd uitgevoerd naar de verplicht te onderzoeken erfelijke aandoeningen en dat het resultaat van beiden geregistreerd is bij een erkende vereniging.

Aan de hand van deze informatie kan de fokker uitmaken of een paringscombinatie al of niet aanleiding zal geven tot nakomelingen die lijden aan de aandoening. Deze maatregel moet vermijden dat al te strenge selectiebeslissingen de genetische diversiteit van dat ras nog verder aantasten.

Werd de lijst met 21 rassen waarvoor bepaalde erfelijke aandoeningen moeten worden onderzocht, genomen in uitvoering van artikel 19,§2 van het Koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren

Neen, de lijst werd niet bepaald in het kader van de dierenwelzijnsreglementering, maar wel in het kader van de fokkerijreglementering, met name in uitvoering van artikel 2/1 van het Fokkerijbesluit van 19 maart 2010.

Waarom zijn er in het kader van de hondenfokkerijregelgeving aparte erkenningsvoorwaarden voor stamboekverenigingen en niet-stamboekverenigingen?

De erkenningsvoorwaarden werden voor beide types verenigingen vergeleken en aangepast om met zo groot mogelijke raspopulaties  te kunnen werken aan een programma voor het verbeteren  van de genetische diversiteit en het vermijden van erfelijke aandoeningen.

Voor de 21 opgesomde rassen moeten zowel de stamboekverenigingen als de niet-stamboekverenigingen centraal gegevens registreren over de fokdieren met betrekking tot afstamming, genetische identiteit en testresultaten om paringscombinaties te beoordelen ten behoeve van hun fokkers. Deze gegevens kunnen  actief ingezet worden om te voorspellen of nakomelingen van een paringscombinatie al dan niet lijder zullen zijn van een bepaalde aandoening.  Naarmate centraal meer verwantschapsrelaties  en resultaten van fokdieren beschikbaar zijn, zal het mogelijk zijn om de opgelegde testlast voor een ras af te bouwen.

De erkenningsvoorwaarden blijven evenwel verschillend voor andere fokkerijaspecten.  Zo kunnen bijvoorbeeld enkel de stamboekverenigingen   stamboek-/stamboomcertificaten afleveren, waarin de afstamming van hun fokdieren en specifieke kenmerken worden gecertificeerd.

Wat bepaalt de hondenfokkerijregelgeving over professionele kwekers en professionele kwekers-handelaars? Kunnen deze ook erkend worden?

De hondenfokkerijreglementering bepaalt niets over professionele kwekers of professionele kwekers-handelaars, aangezien de fokkerij zich niet richt tot individuele fokkers, maar tot organisaties of verenigingen van fokkers. Aan de basis van deze aanpak ligt de biologische wetmatigheid dat de kenmerken van een populatie dieren maar kunnen gewijzigd worden als een groot aantal fokkers eenzelfde fokdoel nastreven .

Professionele kwekers en professionele kwekers-handelaars zijn erkenningsplichtige doelgroepen in het kader van de dierenwelzijnsreglementering. Zie ook het antwoord op vraag 6.

Professionele kwekers en professionele kwekers-handelaars kunnen aansluiten bij stamboekverenigingen. Zij kunnen ook een eigen vereniging oprichten en hiervoor een erkenning vragen in overeenstemming met de fokkerijregelgeving. Afhankelijk van de interne regels die zij handhaven voor het nastreven van het fokdoel, kunnen zij in aanmerking komen voor een erkenning voor het bijhouden van rasstamboeken. Dan wel voor een erkenning voor het vereenvoudigd beheer van fokkerijactiviteiten voor honden.

Hoe wordt de naleving van de hondenfokkerijregelgeving gecontroleerd en gehandhaafd?

Het naleven van de hondenfokkerijregelgeving wordt gecontroleerd op twee niveaus: op het niveau van verenigingen of organisaties van fokkers en op het niveau van de individuele fokkers . Door te werken met verenigingen of organisaties van fokkers die zelf maatregelen moeten nemen om de deelname van fokkers aan hun werking in goede banen te leiden, wordt de toezichthoudende taak van de overheid beperkter. De overheid volgt de werking van de vereniging permanent op en controleert zo of aan de gestelde voorwaarden voldaan is en blijft. Ook kan zij individuele fokkers of personen die activiteiten uitoefenen die geregeld zijn in de fokkerijreglementering, controleren.

De informatie die de minister van Landbouw hierover aan het Vlaams parlement gaf is hier te lezen.

Waarom bevat het ministerieel besluit maatregelen voor slechts 21 rassen?

In 2012 werd aan de hondenfokkers een lijst voorgesteld met voor 58 rassen een lijst met erfelijke aandoeningen, gedistilleerd uit internationale wetenschappelijke literatuur. De reactie van de fokkers bleef niet uit. Het vaststellen van een probleem bij enkele rashonden wereldwijd was volgens hen geen bewijs voor het voorkomen van dit probleem bij fokdieren in Vlaanderen.

Daarom werd het aantal rassen waarvoor ingrijpende maatregelen verantwoord waren, beperkt tot 21. Dit gebeurde aan de hand van de informatie verzameld door Vlaams wetenschappelijk onderzoek en na overleg met stamboekverenigingen, de handel, de orde der dierenartsen, en de betrokken overheidsdiensten.

Als voor andere rassen ingrijpende maatregelen nodig zijn, worden deze op voorstel van de fokkersverenigingen en na overleg met het wetenschappelijk onderzoek, de handel, de orde der dierenartsen en de betrokken overheidsdiensten door de minister vastgelegd. Van zodra ingrijpende maatregelen voor een bepaald ras niet langer nodig zijn, zullen zij worden opgeheven.

De informatie die de minister van Landbouw hierover aan het Vlaams parlement gaf is onder meer te lezen onder volgende link:
https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1141004
https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1124638

Waarom verplicht het ministerieel besluit per ras slechts tot het testen van enkele erfelijke aandoeningen  

Niet voor alle rassen is een frequentie van voorkomen van de erfelijke aandoeningen in te schatten. Bij de opmaak van de lijst werden de stamboekverenigingen, de handel, de orde der dierenartsen, het wetenschappelijk onderzoek betrokken. Hun advies bestond uit een shortlist van erfelijke aandoeningen die bij de 21 geselecteerde rassen prioritair moesten vermeden worden.

Daarnaast werd ook een langere lijst opgesteld van minder frequent voorkomende erfelijke aandoeningen, waarvoor fokkers ook hulp moesten kunnen krijgen van hun fokkersverenigingen. Het verplicht testen van de volledige lijst zou teveel fokkers ontmoedigen om nog te fokken. Dit zou de genetische diversiteit van het ras nog meer schaden dan geen maatregelen nemen. Daarom verkoos de minister om te starten met het verplicht onderzoek van enkel de prioritair te onderzoeken aandoeningen.

De informatie die de minister van Landbouw hierover aan het Vlaams parlement gaf is onder meer te lezen onder volgende link: https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1124638

Hoe erfelijke aandoeningen onderzoeken als er nog geen DNA-test bestaat?

De wetenschappelijke en technische ontwikkelingen evolueren snel. Voor het opsporen van erfelijke aandoeningen werden de laatste maanden een ganse reeks van DNA-tests ontwikkeld. Voor aandoeningen waarbij erfelijke en niet-erfelijke componenten het ziektebeeld veroorzaken of waarbij meerdere, erfelijke componenten in meer of mindere mate meespelen bij het uiten van de ernst van de aandoening, is een eenvoudige DNA-test (nog) niet mogelijk. Daarvoor moeten de meer klassieke onderzoeks- en diagnosemethoden worden gebruikt.

De erkende fokkersverenigingen hebben de opdracht om voor de verplicht te onderzoeken erfelijke aandoeningen bij de 21 hondenrassen deze ontwikkelingen op te volgen. Ook om het testen te organiseren, de onderzoeksresultaten te registreren en de nodige informatie hierover ter beschikking te stellen aan hun fokkers. Zij informeren hen ook over de te verwachten erfelijke aandoeningen bij nakomelingen van de paringscombinatie.

Voor de andere hondenrassen zullen de erkende fokkersverenigingen ook – als onderdeel van het programma voor de waarborging van de genetische diversiteit – zo spoedig mogelijk deze taak opnemen.

De informatie die de minister van Landbouw hierover aan het Vlaams parlement gaf is onder meer te lezen onder volgende link: https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1124638

Kunnen erkende hondenfokkersverenigingen subsidies ontvangen?

Ja. De minister kan in theorie een subsidie verlenen aan verenigingen en organisaties van fokkers die erkend zijn met toepassing van het Fokkerijbesluit. Deze subsidie kan enkel verleend worden binnen de beperkingen van de op de begroting van de Vlaamse overheid voorziene middelen.

Moet je de hondenfokkerijreglementering naleven als je niet bent aangesloten bij een erkende hondenfokkersvereniging?

Alle houders van honden, ongeacht of ze lid zijn van een fokkersvereniging, hebben een aantal verplichtingen die voortvloeien uit de hondenfokkerijreglementering :

  • voor alle honden geboren na 31 december 2014 moet de identiteit van de hond en van de ouders van de hond kunnen worden aangetoond.
  • alleen reuen die toegelaten zijn tot de voortplanting door een erkende fokkersvereniging mogen teven dekken die niet behoren aan de houder van de reu. Als een reu een teef van een derde dekt, moet de houder van de reu een dekcertificaat afleveren dat door de houder van de teef mee ondertekend wordt. De houder van de teef kan dit dekcertificaat gebruiken om bij een erkende fokkersvereniging de registratie van de pups geboren uit deze dekking te bekomen.

Kan je toch beroep doen op de diensten van een dergelijke vereniging om een nestje te fokken, ook als je niet bent aangesloten bij een erkende hondenfokkersvereniging?

Iedereen die een nestje wil fokken, kan beroep doen op de diensten die een erkende fokkersvereniging levert in het kader van het fokkerijbeleid. De voorwaarden waaronder de diensten worden geleverd, worden bepaald door die fokkersvereniging.

De diensten kunnen betrekking hebben op:

  • de registratie van de ouderdieren
  • de toelating tot de voortplanting van een reu en het ter beschikking stellen van dekcertificaten
  • de registratie van de resultaten van de testen die de ouderdieren ondergingen
  • het paringsadvies op basis van de geregistreerde testresultaten
  • de registratie van de nakomelingen uit de geteste paringscombinatie.

Is elke gezond uitziende hond geschikt als fokdier?

Een fokdier is een dier dat:

  • ingeschreven is in een stamboek of geregistreerd in een register van een erkende fokkersvereniging;
  • de verplichte onderzoeken heeft ondergaan voor het bepalen van de genetische identiteit en de aan- of afwezigheid van erfelijke aandoeningen vastgesteld voor dat ras 
Delen: