Vloeren in varkensstallen

De bevloering vormt een belangrijk onderdeel van het stalontwerp. Vloeren zijn bepalend voor het welzijn en de gezondheid van de dieren, de vereiste arbeid, de hygiëne en de emissie. 

Voor het welzijn en de gezondheid van de varkens mogen de (verschillende) vloeren noch te ruw noch te glad zijn en geen aanleiding geven tot letsel of pijn. Ze moeten de klauwen ondersteunen, een aangenaam ligbed vormen en een vlotte mobiliteit toelaten. Eventueel strooisel moet schoon, droog en onschadelijk zijn. Omwille van de hygiëne moeten vloeren mest en urine vlot afvoeren en gemakkelijk te reinigen zijn. Een lange levensduur en een relatief lage investeringskost zijn pluspunten.

Deze eisen zijn soms moeilijk met elkaar te verenigen. Zo is het risico op kreupelheid het laagst bij dichte vloeren voorzien van een strooisellaag, maar hebben roosters de voorkeur als het gaat om hygiëne en arbeid. Waar verschillende diercategorieën met verschillende behoeften samen zijn gehuisvest, zoals in het kraamhok, is het vinden van een compromis een bijkomende uitdaging.

Materiaal- en vormkeuze

Kunststof volrooster

Biggen worden vaak op kunststof volrooster gehouden. Deze bevloering levert een goede hygiëne op door de redelijke mestdoorlaat, de goede reinigbaarheid en de korte droogtijd. Het is een vrij dure vloer en het lawaai dat gepaard gaat met opschrikkende biggen kan hinderlijk zijn. Sommige labels vragen een deel dichte vloer, wat dan weer moeilijk te combineren is met de huidige ammoniakemissiearme systemen.

Beton volrooster

Ongeacht van het eventuele ammoniakemissiearme systeem of van bepaalde labels zijn volroosterstallen voor vleesvarkens nog steeds toegelaten. Het is een relatief goedkope vloeruitvoering die zware dieren kan dragen en een lange levensduur heeft. Beton droogt minder snel op dan kunststof en is uitdagender om te reinigen. Voeder en mest kunnen het beton aantasten. Er is een hogere kans op bursitis (slijmbeursontsteking) dan bij volle vloeren. Een volroosterstal is moeilijk te combineren met strooisel en laat weinig indeling in functionele zones toe. Opgelet: voor betonroosters gelden (met het oog op het vermijden van klauwletsels) normen voor spleet- en balkbreedte (tabel 1).

Tabel 1: Wettelijke vereisten m.b.t. spleet- en balkbreedte voor betonroosters

-

Maximale spleetbreedte (mm)

Minimale balkbreedte (mm)

Vleesvarkens

18

80

Gelten en zeugen

20

80

De fabricatie van betonroosters is echter niet 100% nauwkeurig. Om die reden wordt een marge gehanteerd, bv. van maximaal 3 mm. Om dit snel te evalueren kan men de spleetbreedtes vergelijken met de diameter van een munt van één euro (23,25 mm of duidelijk te groot voor een zeugenrooster) of van vijf eurocent (21,25 mm of duidelijk te groot voor een vleesvarkensrooster).

Figuur 1 Een zeugenrooster waar een euromunt in alle richtingen doorgaat, voldoet niet aan de eisten qua maximale spleetbreedte

Figuur 1 Een zeugenrooster waar een euromunt in alle richtingen doorgaat, voldoet niet aan de eisten qua maximale spleetbreedte

Beton halfrooster

In een halfrooster stal is deels een dichte/volle vloer voorzien die als ligruimte is bestemd en al dan niet van strooisel is voorzien. Als de rest van het hok zo is ingedeeld dat het mestgedrag zoveel mogelijk wordt gestuurd, blijft het emitterend mestoppervlak beperkt, wat gunstig is voor de ammoniakemissiereductie. Suboptimale ventilatie, tocht en te hoge temperaturen kunnen echter zorgen voor een omslag in het lig- en mestgedrag, waarbij gemest wordt op de ligruimte en vice versa. Varkens lopen minder kans op letsels dan op volroostervloeren, maar meer dan op volle vloer.

Beton volle vloer

Volledig volle vloeren komen eigenlijk nauwelijks of niet voor, maar worden voor de volledigheid vermeld. Ze zijn gewoonlijk ingestrooid en voorzien van een helling om de urine af te voeren. De kwaliteit van de constructie bepaalt de kans op letsels en de levensduur. Kreupelheid is een lager risico dan in het geval van roosters. 

Specifieke afdelingen

Kraamhokken

De behoeften op het vlak van vloeren zijn duidelijk verschillend voor biggen en voor zeugen. Vloeren moeten hygiënisch zijn en de mest goed afvoeren, maar ook lig- en bewegingscomfort bieden. Het is bv. belangrijk dat ze zo weinig mogelijk de knietjes en speentjes van de biggen beschadigen maar ook de kans op schouder- en speenkwetsuren bij de zeugen niet verhogen. De meeste auteurs raden metaal aan onder de zeug en kunststof of met kunststof gecoat metaal onder de biggen. Een honingraatstructuur bij biggen is gunstiger dan rechthoekige openingen. De pootjes worden beter ondersteund en de klauwtjes raken minder snel gekwetst. Metaal onder de zeug zorgt ervoor dat ze haar overtollige warmte kwijtraakt en het is voor de biggen niet aantrekkelijk om daarop te liggen, wat de kans op doodliggen doet dalen. Gietijzer wordt geassocieerd met minder schouderkwetsuren bij de zeugen. Voorwaarde is dat het gietijzer van goede kwaliteit is, goed is afgewerkt en bestaat uit afgeronde stijlen. Materiaalovergangen in het kraamhok moeten met zorg zijn uitgevoerd en niveauverschillen moeten worden vermeden (tenzij bij balanskooien). Tabel 2 toont een overzicht van verschillende vloermaterialen met hun eigenschappen en toepassing bij zeugen en biggen. 

Tabel 2: Overzicht van vloermateriaaleigenschappen voor zeugen en biggen
 (-- = negatieve eigenschap, ++ = positieve eigenschap, + = licht positieve eigenschap, +/- = neutrale eigenschap).

Materialen

Zeug

Big

Plus

Min

Beton

--

--

prijs

hygiëne

Metalen driekant

+

--

hygiëne

prijs

Kunststof 

--

+/-

   

Gecoat staal

--

++

hygiëne

prijs

Gietijzer

++

--

hygiëne

prijs

Biggenbatterij

Ook bij gespeende biggen is het van belang dat de vloer geen letsels veroorzaakt. Beton zonder strooisel wordt sterk afgeraden. Bij volrooster moet het luchtpatroon kritisch worden bekeken, desnoods moeten in het kanaal onder de roosters flappen of muurtjes worden geplaatst om tocht op bepaalde locaties te vermijden. Als de biggen relatief vroeg worden gespeend is een deel dichte vloer met vloerverwarming een pluspunt.

Dragende zeugen

Rangordegevechten op onaangepaste vloeren moeten vermeden worden. Een vloer die voldoende grip biedt is essentieel. Bij dragende zeugen is een deel dichte vloer verplicht, al mag deze ‘dichte’ vloer tot 15% openingen bevatten. Een dichte vloer zoals beschreven in de lijst van de ammoniakemissiearme systemen is echter volledig dicht (0% openingen). In de praktijk wordt meestal voor beton gekozen.

Vleesvarkens

Controleer de spleetbreedte in het geval van betonvloeren (zowel bij aankoop als bij gebruik). Bescherm de (beton)vloer ter hoogte van de voederbak door een coating, plaat of mat. 

Vloeren en ammoniakemissie

In niet ammoniakemissiearme volroosterstallen maakt het in principe weinig uit waar precies gemest wordt. In halfrooster- of deelroosterstallen daarentegen is het belangrijk om het mesten boven de rooster zoveel mogelijk te stimuleren, zowel in functie van ammoniakemissiereductie als van een goed stalklimaat en van hygiëne. 

Een slimme hokindeling is gericht op het minimaliseren van de hokbevuiling. In tegenstelling tot bijvoorbeeld runderen en kippen, laten varkens zich niet alleen in hun liggedrag, maar ook in hun mestgedrag vrij goed sturen. Hiervoor dient men zich in de eerste plaats te baseren op de soorteigen gedragingen van varkens. Van nature zijn varkens dieren die hun ligruimte zo rein mogelijk houden en een aparte mestplaats kiezen. Varkens zijn bovendien gewoontedieren, dit houdt in dat het gewenste mestgedrag van bij het begin moet bevorderd worden. Een goed ontworpen hok moet in te delen zijn in verschillende ruimtes: lig-, mest- en eetruimte. Elke ruimte moet groot genoeg zijn om de erbij horende activiteit uit te voeren. Grotere hokken (voor grotere groepen) zijn in dat opzicht gemakkelijker in te delen dan kleine hokken.

Varkens liggen in de huidige gangbare houderijsystemen ongeveer 80% van de dag. De ligruimte is dan ook een belangrijk aspect van de stalinrichting, en wordt gekozen in functie van het ligcomfort. Een rustige, droge, zachte en geïsoleerde ligruimte in de vorm van een dichte, verwarmde of ingestrooide vloer, kan hieraan voldoen. Is er geen vloerverwarming, zorg er dan minstens voor dat de als ligruimte bedoelde vloer zo proper en droog mogelijk is bij het begin van de ronde. 

Aangezien varkens graag tegen een muur aanliggen, worden hokafscheidingen ter hoogte van de ligruimte bij voorkeur dicht uitgevoerd (of minstens onderaan dicht, bovenaan open). Vaak gaan de dieren liggen met de kop in de richting van waaruit “gevaar” wordt verwacht, m.n. de voedergang. Bij voorkeur is de ligruimte dan ook niet onmiddellijk naast de voedergang gesitueerd. Bij het kiezen van de positie van ramen of verlichtingspunten, houdt men er best ook rekening mee dat de ligruimte bij voorkeur iets donkerder is. Bij biggen kan bijvoorbeeld een plaat boven de beoogde ligruimte worden geplaatst. Strooisel verhoogt de aantrekkingskracht van de voorziene ligruimte, hiervoor kan bijvoorbeeld tijdens de eerste bezettingsdagen van het hok een kleine hoeveelheid zaagsel worden toegepast. Anderzijds kan men de roostervloer minder aantrekkelijk maken door deze lichtjes nat te maken vooraleer het hok te bevolken. Bij hoge temperaturen kan het mesten op de ligruimte (als gevolg van het liggen op de rooster) enigszins worden beperkt door het verstrekken van kleine hoeveelheden voeder op de dichte vloer. Het wettelijk verplichte verrijkingsmateriaal wordt in functie van de rust best niet ter hoogte van de ligruimte geplaatst. 

Meestal wordt eerst de beste ligplaats bepaald en wordt de mestplaats daarna zo ver mogelijk (5 à 10 m als de hokgrootte dit toelaat) van de verkozen ligplaats en van de voederplaats gekozen. Eetplaats, mestplaats en ligruimte zijn dus bij voorkeur zo ver mogelijk van elkaar verwijderd. Een lang, smal hok (met de korte kant evenwijdig aan de voedergang) zal zich hiervoor beter lenen dan een eerder vierkant uitgevoerd hok. De lengte-breedteverhouding situeert zich bij voorkeur tussen 1,5 en 2,5 op 1.

Varkens mesten vooral in de hoeken en op rustige plaatsen (dus niet waar een drinknippel of verrijking is geplaatst). De achterhand wordt daarbij vaak tegen de muur gesitueerd. Een mestspleet (van een achttal cm breed) tegen de achterwand kan ertoe bijdragen de hokken proper te houden. Tijdens het mesten staan de dieren in zekere mate instabiel, de kwaliteit van de vloer is dan ook belangrijk. Ter hoogte van de mestruimte wordt bij voorkeur een meer open hokafscheiding voorzien. Een (klein) niveauverschil tussen lig- en mestruimte kan eventueel helpen om de respectievelijke zones van elkaar te scheiden. Indien mogelijk worden lichtpunten/ramen zo geplaatst dat het meeste licht op de mestplaats valt. 

Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat de verhouding tussen de openingen (spleten) en de roosterbalken niet alleen bepalend is voor het loopcomfort maar ook voor de zuiverheid van de rooster (en dus ook voor de emissie). Bij betonroosters is deze verhouding (de mestdoorlaat) gewoonlijk tussen 15 en 20% gesitueerd. Andere roostertypes zoals een metalen driekantrooster hebben een veel grotere mestdoorlaat (balk en spleet zijn even breed dus met aftrok van de dwarsverbindingen nagenoeg 50%). Hiervan wordt aangenomen dat de vloeremissie (ca 30% van de totale ammoniakemissie, de overige 70% is afkomstig uit de kelder) met ca 65% afneemt in vergelijking met een betonrooster.

Roostertypes met mestdoorlaat (in %): Betonrooster + tekening: 18% - Gietijzeren rooster + tekening: 32 % - Metalen driekantrooster + tekening: meer dan 45 %

Tabel 3: Roostertypes en mestdoorlaat

In de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen is de metalen driekantrooster veralgemeend tot een zogenaamde rooster met verhoogde mestdoorlaat: dit is een vloer waarvan de verhouding openingen op de totale oppervlakte minstens 40 % bedraagt en waarbij de vorm van de roosterbalkjes aangepast is zodat deze onderaan smaller zijn dan bovenaan, zoals bv. bij een metalen driekantrooster (Figuur 2).

Figuur 2 Vorm van de roosterbalkjes bij een driekantrooster

Figuur 2 Vorm van de roosterbalkjes bij een driekantrooster

Onderhoud

Slecht onderhouden vloeren kunnen aanleiding geven tot kreupelheid, klauwproblemen, schaafwonden, abcessen, ongewenst gedrag, vruchtbaarheidsproblemen, speenschade enz. Controleer daarom regelmatig de vloer op scherpe randen en uitstekende delen, op ruwe plekken (bv. ter hoogte van de voederbakken) en op gladheid. Evalueer of de vloer nog steeds geschikt is voor het gewicht en de lichaamsmaten van de dieren die op de vloer worden gehouden. Zo bepalen de spleet- en de balkbreedte van de roosters de kans op klauwletsels. Herstel of vervang desnoods vloerelementen.

Conclusie

Vloeren zijn belangrijke stalelementen en onder meer bepalend voor welzijn en emissies. Een weloverwogen keuze in functie van de diercategorie, een regelmatige evaluatie en een goed onderhoud zijn cruciale aspecten van een optimaal management.

Suzy Van Gansbeke, Agentschap Landbouw en Zeevisserij

Delen: