Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU bestaat uit twee pijlers:
Pijler I
Pijler I is op de volgende manieren actief:
-
Inkomenssteun in de vorm van rechtstreekse betalingen, wat zorgt voor stabiele inkomens, en boeren beloont voor milieuvriendelijke landbouw en collectieve goederen die normaal niet door de markten worden betaald, zoals zorg voor het platteland.
-
Marktmaatregelen om het hoofd te bieden aan moeilijke marktomstandigheden, zoals een plotselinge daling van de vraag als gevolg van een voedselschandaal, of een daling van de prijzen wegens een tijdelijk overaanbod. Andere voorbeelden van marktmaatregelen zijn schoolfruit, -groenten en –melk en de nationale strategie voor duurzame operationele programma’s.
Inkomenssteun (de zogenoemde rechtstreekse betalingen) is budgettair de belangrijkste maatregel binnen het GLB en verleent boeren inkomenssteun om
- als vangnet te dienen en de landbouw rendabeler te maken
- te zorgen dat er in Europa voldoende voedsel is
- hen te helpen veilig, gezond en betaalbaar voedsel te produceren
- hen te belonen voor zaken waarvoor de markt hen niet betaalt, maar die wel het algemeen belang dienen, zoals de zorg voor landschap en milieuzorg
Inkomenssteun heeft twee vormen. De belangrijkste vorm is de ontkoppelde steun. Deze was vroeger bekend onder de naam ‘bedrijfstoeslag’, en werd sinds 2015 hervormd tot de ‘basisbetaling’. Deze basisbetaling wordt jaarlijks uitbetaald aan landbouwers die betalingsrechten bezitten, als ze in dat jaar landbouwgronden in gebruik hebben, en voldoen aan alle steunvoorwaarden. Landbouwers die deze basisbetaling ontvangen moeten, mits uitzonderingen, drie vergroeningspraktijken toepassen: gewasdiversificatie, behoud van blijvend grasland, en aanleg van ecologisch aandachtsgebied.
Gekoppelde steun is de andere vorm van inkomenssteun die qua bedrag varieert in functie van productie en is voorbehouden in Vlaanderen voor de rundvleessector (premie voor het produceren van vleeskalveren en premie voor het behoud van de gespecialiseerde zoogkoeienhouderij).
Voor jonge landbouwers is het financieel moeilijk om nieuwe economische activiteiten in de landbouwsector op te zetten en tot ontwikkeling te brengen. Om hieraan tegemoet te komen zijn in het GLB verschillende maatregelen opgenomen, onder meer een extra inkomenssteun voor jonge landbouwers die met hun landbouwactiviteiten beginnen. Bij deze extra inkomenssteun aan de jonge landbouwers wordt gedurende maximaal 5 opeenvolgende jaren een bijkomende betaling toegekend op elk geactiveerd betalingsrecht (tot 90ha) als wordt voldaan aan alle steunvoorwaarden. Het doel is om de eerste vestiging van hun bedrijf te vergemakkelijken.
De betalingen uit het GLB zijn bovendien gekoppeld aan vereisten op het gebied van voedselveiligheid, gezondheid van dieren en planten, klimaat, milieu, bescherming van watervoorraden, dierenwelzijn en de conditie waarin de landbouwgrond wordt gehouden. Dit zijn de ‘randvoorwaarden’. Met de randvoorwaarden beoogt Europa een marktgerichte, duurzame landbouw in overeenstemming met de wensen van de maatschappij. Daarnaast streeft ze naar een beter evenwicht tussen landbouw en milieu.
Pijler II
De tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid omvat de maatregelen rond plattelandsontwikkeling. In Vlaanderen heeft dat vorm gekregen in het Programma voor Plattelandsontwikkeling 2014-2020, kortweg PDPO III.
In de informatiefiches bij de verzamelaanvraag vindt u meer informatie met betrekking tot de aanvraag van areaalgebonden steun en de perceelsaangiftes.
Extra informatie
Koning Albert II-laan 15, bus 360
1210 Brussel
Belgium