Op deze pagina:
- Grondsoort en perceelskeuze
- Zaaien
- Enten zaaizaad
- Bemesting
- Onkruidbestrijding
- Ziekten en plagen
- Uitbating
- Voederwaarde en rantsoenering
Grondsoort en perceelskeuze
Het perceel waar luzerne op geteeld wordt moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
- de afgelopen 4 jaar geen luzerneteelt
- lage onkruiddruk
- goede ontwatering
- geen storende lagen (omwille van penwortel)
- voldoende hoge pH (zandgrond > 5,2 ; kleigrond > 6,0)
Zaaien
Luzerne vraagt een grond met een goede structuur. Het zaaibed moet vlak en fijn zijn (cfr. zaaibed-bereiding grassen). Er wordt ondiep gezaaid (1 à 1,5 cm) aan een zaaizaadhoeveelheid van 25 à 30 kg en er kan gezaaid worden vanaf half maart tot half augustus. In de gangbare landbouw worden nauwe rijafstanden geadviseerd om de onkruiddruk te verminderen. Wat de rassenkeuze betreft wordt verwezen naar de Belgische en Nederlandse beschrijvende en aanbevelende rassenlijsten. Vooral het opbrengstniveau zal de rassenkeuze bepalen.
Enten zaaizaad
Dankzij de Rhizobium leg. meliloti bacteriën in de wortelknobbeltjes kan luzerne zelf stikstof binden uit de lucht. Zaden enten met deze specifieke Rhizobium bacteriën is sterk aan te bevelen bij inzaai op zandgronden en op percelen waar al lange tijd geen luzerne werd geteeld. Het enten van de zaden gebeurt kort voor de zaai en de geënte zaden worden op een donkere, niet te warme plaats bewaard om het effect van de enting niet teniet te doen.
Bemesting
Luzerne vraagt een voldoende hoge pH zodat soms voorafgaandelijk aan de teelt moet bekalkt worden (bodemontleding en bekalkingsadvies). Door het feit dat het gewas via de symbiose met Rhizobium. leg. trifolii zelf zijn stikstof uit de lucht haalt is er geen N-gift nodig. Luzerne heeft wel een hoge fosfaat- en kalibehoefte. Een dosis mengmest met een hoge inhoud aan kali tov stikstof zoals bv rundermest is in het voorjaar zeker nuttig. Fosfaat is belangrijk voor de ontwikkeling van het wortelgestel en kali heeft een invloed op de opbrengst, de ziektegevoeligheid, de wintervastheid en de standvastigheid. Er worden afhankelijk van de toestand van de bodem fosfaat giften tot 80 kg/ha geadviseerd. Kali wordt best gefractioneerd en kan afhankelijk van de toestand van de bodem en het aantal sneden tot 180 à 400 kg/ha oplopen.
Het toedienen van drijfmest moet in goede omstandigheden gebeuren (op droge ondergrond, brede banden) want luzerne is zeer gevoelig voor rijschade. Het is aangewezen om op de kopeinden wat gras mee in te zaaien. Zo ontstaan er minder open plekken en wordt onkruidontwikkeling beperkt. Mengmest kan in het voorjaar of direct na de eerste of tweede snede worden toegepast om de uitlopers zo weinig mogelijk te beschadigen.
Onkruidbestrijding
Door een trage beginontwikkeling van luzerne ondervinden onkruiden weinig concurrentie. Toppen (= ondiep maaien) van het jonge gewas is een milieuvriendelijke en effectieve manier om de breedbladige onkruiden te bestrijden. Let er op dat daarbij de luzerne niet geraakt wordt en u geen rijschade veroorzaakt.
De mogelijkheden van chemische onkruidbestrijding in luzerne zijn beperkt en gebeurt in functie van de aanwezige onkruidflora. Het best raadpleegt u daarvoor uw leverancier.
Ziekten en plagen
Luzerne is weinig ziekte – of plaaggevoelig. Een bestrijding van o.a. verwelkingsziekte en meeldauw met chemische middelen is niet mogelijk of niet economisch. Een goede vruchtwisseling en een juiste rassenkeuze bieden hiertegen de beste bescherming.
Uitbating
Luzerne is een gewas om te maaien en om na voordrogen in te kuilen. Luzerne is voor de hergroei en de langleefbaarheid afhankelijk van reservevoedsel dat is opgeslagen in de wortels. Pas in het begin van de bloei is dat reservevoedsel voldoende aanwezig om voldoende hergroei te verzekeren. Het beste maaitijdstip is dan ook wanneer 5 tot 10 % van de luzerneplanten in bloei staat. Dit is tevens het moment dat er nieuwe spruiten ontstaan vlak boven de grond. Let op de maaihoogte: de nieuwe scheuten mogen niet afgemaaid worden. De maaihoogte zal zich situeren tussen de 7 à 10 cm.
Het gewas kan best gemaaid worden met een maaier / kneuzer, waarna het, indien nodig, meteen opengespreid wordt. Aangezien de blaadjes snel drogen en afbreken wordt dus best zo weinig mogelijk geschud. Na 1à 2 dagen drogend weer kan het gewas ingekuild worden. Hakselen is de beste keuze. Bij het gebruik van de opraapwagen moeten de snijmessen ingeschakeld worden zodat het gewas in stukken gesneden wordt.
Bij goede omstandigheden zijn er 4 snedes per jaar waarbij totaalopbrengsten gehaald worden die in dezelfde grootteorde liggen als gras in zuiver maaibeheer (10 à 15 ton DS/ha/jaar).
Kies de maaidatum bij de laatste snede in het najaar zodanig dat het gewas goed kan herstellen voor het de winter ingaat. Laat maaien (na 20 okt.) en het gewas met kale stoppels de winter laten ingaan kan ook. Dit is beter dan de luzerne met pas ontloken spruiten de winter te laten ingaan.
Luzerne is een meerjarig gewas (3à4 jaar). Goede volggewassen zijn voederbieten, gras en maïs + gras omdat zij de N-nalevering goed benutten.
Voederwaarde en rantsoenering
Het eiwitgehalte van luzerne is meestal een paar procenteenheden hoger (op droge stofbasis) dan van gras- en rode klaverkuil. Het eiwit van luzerne wordt echter in grote mate in de pens afgebroken waardoor de DVE-waarde relatief laag is, en de OEB vrij hoog. Luzerne heeft een lage verteerbaarheid, resulterend in een energiewaarde op de droge stof die meestal gelegen is tussen slechts 650 en 750 VEM. Luzerne is vrij rijk aan ?-caroteen, wat soms de vruchtbaarheid ten goede kan komen.
Luzerne heeft, rekening houdend met het tamelijk hoog celstofgehalte, een hogere opneembaarheid dan graskuilvoeder. Indien de lagere kwaliteit van luzerne gecompenseerd wordt door een hogere krachtvoedergift, moet van luzerne geen specifieke invloed op de melkproductie en de melksamenstelling verwacht worden.
De lage voederwaarde impliceert evenwel dat de gebruiksmogelijkheid van luzerne in het rantsoen van productief melkvee tamelijk beperkt is.
Koning Albert II-laan 15, bus 363
1210 Brussel
België