EIP oproep 2022

Operationele groepen oproep 2022

Onderstaande operationele groepen werden in verschillende thema's of sectoren geselecteerd:

Plant

Dier

Algemeen

Plant

Beheersing van zwart wortelrot in veldsla

Korte samenvatting

Door de strengere wetgeving betreffende gewasbeschermingsmiddelen, staan telers onder druk om op een duurzame en adequate manier grondgebonden ziektes te beheersen. Zwart wortelrot, veroorzaakt door Berkeleyomyces rouxiae en Berkeleyomyces basicola is de laatste jaren een probleem bij meer dan 60% van de Vlaamse veldsla telers. Uit een eerder verkennend project is gebleken dat de bestaande bodemfungiciden door hun beperkte werking geen soelaas bieden, waardoor telers genoodzaakt zijn verschillende afdelingen in hun serres ongebruikt te laten en niet in zomerperiodes te telen. Vanuit de sector kwam dan ook de dringende vraag naar meer informatie over deze ziekte en duurzame bestrijdingsstrategieën doorheen de teelt. De hoofddoelstelling is om de telers een degelijk advies te kunnen geven om zwart wortelrot in veldsla te voorkomen en indien aanwezig, te remediëren. Om dit doel te bereiken zal een systeembenadering gebruikt worden en zullen verschillende aspecten (identificatie pathoge(e)n(en), incidentie en beheersingsstrategieën) van deze ziekte in kaart gebracht en onderzocht worden. De verschillende acties zullen ons cruciale inzichten opleveren die onder praktijkomstandigheden zullen getoetst worden.

De aanpak van het project bestaat uit drie delen. Een eerste deel omvat de kennisopbouw over de verspreiding van Berkeleyomyces spp. en inventarisatie van de praktijkomstandigheden. Een inventarisatie en identificatie van de aanwezige pathogenen bij de veldslatelers is dus onontbeerlijk om een adequate beheersingsstrategie op te stellen. Naast de aanwezigheid van de pathogenen, kunnen ook de teeltpraktijken en plaatselijke omgevingsvariabelen een invloed hebben op de frequentie, verspreiding en ernst van het voorkomen van ziektesymptomen. Om inzicht te verwerven in welke factoren bijdragen tot de ziekte wordt een uitgebreide enquête/staalname uitgevoerd op de deelnemende praktijkbedrijven. Een tweede deelactie omvat het opstellen van een IPM gebaseerde strategie voor de beheersing van zwart wortelrot rekening houdende met de doelstellingen van de Green Deal. Dit vereist een holistische benadering waarbij er gekeken wordt naar rassenkeuze, teelttechnieken (irrigatiefrequentie, irrigatieduur, bodemkwaliteit, lichtinval etc.) en niet-chemische bodem ontsmettingsmethoden voordat ultiem gegrepen wordt naar chemische gewasbeschermingsmiddelen. In een laatste deel wordt a.d.h.v. co-creatie gestreefd naar een maximale kennisabsorptie bij de telers om de verworven know-how in de praktijk toe te passen. Bovenstaande resultaten zullen finaal leiden naar een draaiboek over de maatregelen die moeten genomen worden om zwart wortelrot op een duurzame manier te bestrijden en zo jaarrond productie van veldsla mogelijk te maken.

Duurtijd en partners

1 maart 2023 – 28 februari 2025

  • Inagro
  • Proefstation voor de Groententeelt
  • ILVO
  • 5 telers : Patrick Vermeersch, Lieven Kint, Emiel De Vocht, Willy Daelemans en Robin Van Apers

Beperking van de impact van het Cucurbit aphid-borne yellows virus (CABYV) in de Vlaamse komkommerteelt

Korte samenvatting

De projectaanpak kan opgedeeld worden in vier deelaspecten. Een eerste aspect is informatiedeling omtrent de virusproblematiek. Dit zal gebeuren via presentaties, artikels, events/webinars, nieuwsbrieven, bedrijfsbezoeken, één op één communicatie en door de creatie van een symptoomdatabank op de website van de operationele groep. De symptoomdatabank laat telers toe de herkenning van CABYV en het onderscheid met andere virussen of voedingsgebreken beter onder de knie te krijgen. Een tweede deelaspect gaat over het aanreiken van handvaten om CABYV-vrij te blijven (preventie) en (bij infectie) de virusverspreiding te beperken. Dit wordt gedaan door verschillende beheersingsstrategieën (afgazen, preventief chemisch of biologisch behandelen tegen bladluizen, besmette planten uit de serre verwijderen,…) bij telers te gaan opvolgen en vergelijken, om zo een beheersingsprotocol op te stellen. Het beheersingsprotocol zal in de vorm van een handleiding beschikbaar worden gesteld zodat telers kunnen nagaan welke maatregelen passen binnen de specifieke bedrijfssituatie. In een derde deelaspect wordt van de meer succesvolle beheersingsstrategieën een kosten-baten analyse gemaakt en dit zowel op de korte termijn als lange termijn. Een teler zal zo een beter beeld krijgen van het totaalplaatje en daardoor een goede keuze kunnen maken voor zijn bedrijfssituatie. In een laatste aspect wordt een concreet bedrijfsspecifiek beheersingsprotocol uitgewerkt. Dit gebeurt door de verspreiding in de serre en het gedrag van het virus in kaart te brengen door een intensieve monitoring op bladluizen en eventuele andere vectoren (hoewel polerovirussen, waartoe CABYV behoort typisch bladluisoverdraagbaar zijn, zijn er de laatste jaren enkele meldingen van overdracht door wittevlieg). Deze kennis helpt de teler om te weten waar een besmetting kan teruggevonden worden, waar welke maatregelen genomen moeten worden en welke handelingen het verspreidingspatroon beïnvloeden. Eveneens worden de infectiebronnen (waardplanten en waardteelten) alsook de vectoren (soorten luizen; wittevlieg(?)) in kaart gebracht om zo de verspreidingsroutes te gaan voorspellen.

Duurtijd en partners

1 april 2023 – 31 maart 2025

  • Proefstation voor Groententeelt vzw
  • LAVA
  • BPK
  • ILVO
  • Inagro vzw
  • Rijk Zwaan
  • BASF-Nunhems
  • Bayer – De Ruiter
  • Tomeco – VW Maxburg
  • 8 telers : Tuinderij Joosen, Van Gog Kwekerijen, Erik en Lander Van den Eynde, Agrokom BVBA, ’t Gijsbemdenhof, ’t Bleekerven, Geert en Matthias Watteyne

Bloemenmengsels als win-win situatie voor biodiversiteit én telers bij vollegrondboomkwekerij

Korte samenvatting

Op verschillende niveaus worden maatregelen getroffen om de Vlaamse biodiversiteit te beschermen en te ondersteunen. Hiervoor wordt beroep gedaan op zowel professionelen als particulieren. Op Vlaamse boomkwekerijen met vollegrondsteelten kan 1400 à 1700 ha aangewend worden in het kader van biodiversiteit, een potentieel dat momenteel nauwelijks benut wordt. Hierbij denken de boomtelers aan twee casussen: (i) het areaal dat met groenbemester aangelegd wordt tussen twee teeltcycli en (ii) de stroken tussen de beplante rijen. De huidige bloemenmengsels zijn echter niet aangepast aan de eisen van de telers om de kwaliteit van de bodem en hun teelten te garanderen. De telers zijn op zoek naar mengsels die hun diensten bewijzen op vlak van biodiversiteit en bovendien aan de nodige kwaliteitseisen voldoen. Door binnen deze operationele groep de expertise van de partners samen te brengen en verder kennis te vergaren willen de telers voor beide casussen komen tot kant-en-klare, betaalbare bloemenmengsels die aan de hand van demonstratie en uitgebreide disseminatie ingang zullen vinden binnen de Vlaamse vollegrondboomkwekerijen.

Project wordt in 2 delen aangepakt. In een eerste deel worden samenstellingen van commercieel beschikbare bloemenmengsels geanalyseerd qua bijdrage aan biodiversiteit en voordelen voor de teler. Vervolgens worden in een tweede deel 2 à 3 bloemenmengsels samengesteld en getest rekening houdend met de bloeitijd, stikstoffixatie, levensduur, koolstofopslag, maaibaarheid, kostprijs, vorstgevoeligheid, aantrekken nuttigen, plaagonderdrukking en onkruiddruk. Op basis van de resultaten zullen de éénjarige bloemenmengsels vervolgens geëvalueerd en verder verfijnd worden. Finaal moet dit leiden tot nieuw beschikbare mengsels die geschikt zijn voor de boomkwekerij.

Duurtijd en partners

1 februari 2023 – 31 december 2024

  • HoGent
  • ILVO Plant
  • Proefcentrum voor Sierteelt vzw
  • 9 telers : Boomkwekerij Calle-Plant, ADM Greentraders bvba, Boomkwekerij De Linde, Boomkwekerij Mertens, Hoebenschot Plant en Tuin, Boomkwekerij Houtmeyers, Ecoflora, Jorion Philip Seeds en Cruydt-Hoeck BV

Pluktijdstipbepaling met Nabij Infrarood Sensor (NIR) in boomgaard

Korte samenvatting

Perceel specifieke pluktijdstipvoorspellingen voor appel en peer kunnen al een tiental jaren aan de hand van nabij infrarood (NIR) spectroscopie, uitgevoerd in laboratorium omstandigheden met een beperkte capaciteit van een honderdtal stalen. De laatste jaren werden NIR-meettoestellen heel wat kleiner, draagbaar en betaalbaar. Vanuit een wetenschappelijk standpunt werd de afgelopen vier jaar in een onderzoeksproject gekeken hoe deze nieuwe generatie meettoestellen ingepast konden worden in de pluktijdstipbepaling van hardfruit. Doordat meerdere niet identieke toestellen gebruikt moeten worden is er nu bijkomend nood aan kalibratie en moet er gekeken worden in hoeverre de ‘labo’- voorspellingsmodellen overdraagbaar zijn naar de draagbare meettoestellen. De meting verplaatst zich naar de boomgaard die dan ook het best geplaatst is om mee te denken en uit te proberen hoe dit best kan georganiseerd worden om zijn vragen te beantwoorden. Deze rijpheidsinformatie ondersteunt de teler in de keuze van de volgorde van percelen die het best geplukt worden zodat de kwaliteit en bewaarbaarheid van het fruit optimaal is. Hierdoor kan op een geïnformeerde manier de oogst worden bewaard, geruimd en gecommercialiseerd op de meest rendabele wijze met oog voor het klimaat doordat geen onnodige energie aan niet nuttige bewaring wordt besteed

De projectaanpak is opgesplitst in drie delen. In een eerste deel wordt de uitwerking van een meetprocedure voor de meting in de boomgaard op punt gezet en wordt tevens een handleiding opgesteld. Telers en voorlichters worden getraind om correcte metingen uit te voeren. In een tweede deel worden de verwerking van de metingen en het opmaken van de modellen voor pluktijdstipvoorspelling gedaan. Om robuuste modellen te bekomen is het belangrijk om hiervoor data van heel wat verschillende seizoen te gebruiken om alle relevante variatie die optreedt door wisselende weersomstandigheden te kunnen opvangen Met de telersgroep zal gekeken worden voor welke rassen dit meest zinvol is. Evaluatie van de hardheid, achtergrondkleur en ethyleenproductie zullen bepaald worden bij de oogst en na zes à zeven maanden bewaring om na te gaan welk pluktijdstip het best de kwaliteit kon behouden. Als de bewaarde partijen met de verschillende pluktijdstippen groot genoeg zijn kunnen ze ook bekeken worden in termen van productie en maatsortering die door PCFruit zal worden uitgevoerd. Ook bewaarkosten zullen in rekening worden gebracht alsook eventuele bewaarverliezen. Van een deel van de percelen, te bepalen door de telersgroep, zal een validatie-experiment worden uitgevoerd. Eén week voor, op en één week na de voorspelde optimale pluktijdstipdatum zal een staal geoogst worden en bewaard onder standaard ULO-condities hetzij bij de teler of bij VCBT of PCFruit. Hiermee kan de relevantie van het NIR meetsysteem onder praktijkcondities getest worden.

Duurtijd en partners

1 april 2023 – 31 maart 2025

  • Vlaams Centrum voor bewaring van tuinbouwproducten
  • PC Fruit vzw
  • 4 telers : Fruitbedrijf Geerdens, Fruitbedrijf Vandervelpen, Dries Boutsen, Familiebedrijf Jos Morren-Reinout Sevenants

Ketenondersteuning van de teelt van hennep voor textieltoepassingen

Korte samenvatting

In Vlaanderen stijgt de vraag naar de duurzame lange hennepvezels van lokale bodem. Tegelijkertijd stokt de aanvoer van lange vezels vanuit traditionele herkomstlanden als China. Daarnaast is er in Vlaanderen ook vanuit de bouwsector een sterk gestegen vraag naar hennepscheven. Deze komen onvermijdelijk vrij bij de extractie van de lange vezel uit de stengel. Zowel voor het hoofdproduct als voor de nevenstroom van de hennepteelt zijn er dus afzetmogelijkheden. Recent (2021) werden innovatieve oogstmachines ontwikkeld (Hyler, Cretes) waarbij hennepstengels gesneden worden op een lengte van 1 m en parallel op het veld worden gelegd voor roting. Door deze innovatie is verdere verwerking van hennepstro met bestaande vlasapparatuur (vlaskeerders, ronde balen persen, zwingellijnen) mogelijk. Voor landbouwers biedt de teelt van hennep heel wat kansen : een relatief korte teelt (mei-aug), weinig inputs qua meststof en gewasbescherming, stabiele vezelopbrengst ook onder wisselende weersomstandigheden en weinig onkruiddruk. De hennepteelt voor textiel kampt momenteel nog met enkele knelpunten die een brede ingang van de teelt in Vlaanderen in de weg staat. Weinig landbouwers hebben al ervaring met de teelt van hennep. Ze hebben momenteel nog een beperkte kennis over de rassenkeuze, bemesting, zaaidichtheid, zaaimodaliteiten en roting. In Vlaanderen zijn er momenteel slechts een handvol oogstmachines ontwikkeld en operationeel die hennep parallel kunnen oogsten (zoals bij vlas), wat maakt dat de logistiek rond het oogsten de nodige organisatie en coördinatie vereist. Loonwerkers met vlaskeerders en ronde balen persen en primaire verwerkers (‘zwingelaars’) hebben ervaring met hennepstro. Landbouwers die willen starten met hennepteelt worden tegengehouden door de voormelde knelpunten waardoor hennep tot nu toe amper geteeld werd in Vlaanderen. Nochtans zijn alle stukjes van de puzzel wel aanwezig. Deze operationele groep moet ervoor zorgen dat de teelt meer ingang vindt in Vlaanderen. Dit willen we realiseren door landbouwers te ondersteunen met advies tijdens de teelt, oogst en roting om zo een optimaal resultaat te realiseren.

De projectaanpak is opgedeeld in 4 delen. Een eerste deel omvat adviesverlening omtrent teelttechnische aspecten (rassenkeuze, bemesting, zaaidichtheid, zaaimodaliteiten, roting). Een tweede deel omvat alle aspecten van het oogsten : de coördinatie van het oogsten, het keren en het persen van hennepstro. De verwerking van de vezels na de oogst kan met bestaande machines uit de vlassector. Deze zijn voornamelijk aanwezig in Oosten West-Vlaanderen in regio’s met een voorgeschiedenis van vlasvezelproductie. De derde doelstelling is matchmaking tussen telers en verwerkers. Landbouwers die nog niet veel ervaring hebben met de hennepteelt hebben onvoldoende zicht op de afzetmogelijkheden waarbinnen afspraken worden gemaakt met de loonwerkers en verwerkers voor de geteelde oppervlakte aan het begin van het teeltseizoen. Zo zijn primaire verwerkers (zwingelaars) voorbereid op de hoeveelheid hennepstro die ze mogen verwachten bij de oogst. Door deze coördinerende rol helpen we mee de afzet van de geteelde hennepvezels te verzekeren. Landbouwers zijn zo zekerder van hun financiële opbrengst. We leggen de contacten tussen producenten (landbouwers) en afnemers van de vezels en versterken deze waar nodig. Die banden moeten na afloop van het project voor een sterke opschaling van hennepproductie in Vlaanderen zorgen. De laatste doelstelling is het kaart brengen van de economische haalbaarheid. De economische haalbaarheid van hennepteelt bepaalt of de teelt brede ingang kan vinden en welke randvoorwaarden hiervoor nodig zijn.

Duurtijd en partners

1 januari 2023 – 31 december 2024

  • Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant vzw
  • Inagro vzw
  • Hogent Onderzoekscentrum AgroFoodNature
  • 8 telers : fried Van Opstal, Louis-Marie Tennstedt, Caroline Van de Kerckhove, Hendrik Verreckt, Stijn Stillaert, Joris Van Walleghem, Patrick Ruysschaert en Jeroen Delmotte 

Opstarten van mosterdteelt met het oog op de creatie van een duurzame waardeketen van akkerbouwers en mosterdverwerkers

Korte samenvatting

Mosterdzaad werd in Vlaanderen in het verleden geteeld om de artisanale mosterdmolens van grondstof te voorzien. Doorheen de eeuwen is de teelt naar Oost-Europa en Canada verschoven voornamelijk omwille van rentabiliteit van de teelt (andere teelten meer attractief) & de variabele kwaliteit van lokaal geoogst mosterdzaad. Met dit project wensen we mosterdteelt terug meer lokaal te maken. Dit kan doordat het klimaat in Vlaanderen (België) wijzigt en doordat lokale producten meer door de consument geapprecieerd worden (COVID, oorlog Oekraïne, meer aandacht voor biodiversiteit, ...). De doelstelling is het opstarten van een lokale mosterdteelt met oog voor de creatie van een duurzame waardeketen van akkerbouwer tot mosterdverwerker. We willen onderzoeken welke mosterdvariëteiten aangewezen zijn, onder welke teeltvoorwaarden ze het best gedijen in Vlaanderen, welke naoogstbehandelingen er nodig zijn en naar welke objectieve en meetbare kwaliteitskenmerken de Vlaamse ambachtelijke mosterdmakers op zoek zijn.

Er zijn drie deelaspecten die aan bod komen in de projectaanpak. Een eerste deel omvat teelttechnische aspecten : geschikte variëteiten qua teelt en mosterdkwaliteit, kennis uit Frankrijk en Nederland, noodzaak tot vroegrijping, aaltjesresistentie, noodzaak van teeltrotatie, mechanische onkruidbestrijding, instellingen maaidorser, oogsttijdstip,… Een tweede deelaspect is naoogstbehandeling. Hoe kan de zaadreiniging en opslag georgansieerd worden. Ka er gebruik worden gemaakt van beschikbare infrastructuur in Vlaanderen? Hoe omgaan met aspecten van voedselveiligheid : risico’s op mycotoxines door hoog vochtgehalte van zaad bij oogst en risico op allergenen door contaminatie met tarwe/gerst vermijden. Noodzaak van drogen ? In een derde luik worden er links gelegd tussen relevante parameters (gehalte glucosinolaten, viscositeit van gemalen mosterdzaad, …) en hun waarde en mosterdkwaliteit ervaren door de verwerkers. In een vierde deel worden er duurzame, lange termijn afspraken tussen producent en (artisanale verwerker). Er wordt een voorbeeld van een template van een contractovereenkomst tussen de producent van mosterdzaad en een verwerker uitgewerkt.

Duurtijd en partners

1 januari 2023 – 31 december 2024

  • Innovatiesteunpunt voor Landbouw en Platteland vzw
  • Praktijkpunt landbouw Vlaams-Brabant vzw
  • De Ster
  • Mostaard Wostyn
  • Vancamps
  • Tierenteyn-verlent
  • Machelse Mosteerd
  • Ferdinand Tierenteyn
  • 9 telers : Hof Ter Vrijlegem, Stijn Stillaert, Julien Vanhove, Het Nijswolkje, Gilles Ledure, Willy Vanderlinden, Pascal Vanhoof, Jef Boonen en David Vanvinkenroye

Dier

Ontwikkeling van laagdrempelige en sectorbrede monitoring & benchmarking in de varkensmesterij

Korte samenvatting

Het gebruik van data in de zeugenhouderij is reeds enkele decennia breed toegepast in de praktijk. In de varkensmesterij is dit veel minder het geval. Nochtans liggen hier bijkomende efficiëntiewinsten te boeken. Dit project wil gebruik maken van de “digitale wind” doorheen de agro-voedings-keten om varkenshouders in staat te stellen laagdrempelig de nodige data te registreren en te monitoren. Daarnaast wil het project de mogelijkheid creëren om de opgevolgde gegevens ook geautomatiseerd te gaan vergelijken via benchmarks zowel intern (eigen bedrijf) als extern (met andere bedrijven). Op deze manier kan de varkenshouder de technische en economische prestaties van zijn/haar vleesvarkens op ronde-niveau vergelijken met zijn/haar standaard prestaties alsook met de prestaties van de vleesvarkens bij collega’s. Tot slot wil het project onderzoeken of de beschikbare geaggregeerde data ook bijkomende inzichten kunnen bieden aan de individuele varkenshouders inzake het plannen van het moment van vermarkting.

In de varkenshouderij worden reeds heel wat zaken geautomatiseerd. Zo worden voederfacturen vaak via computersystemen automatisch doorgemaild en krijgen varkenshouders de slachtresultaten ook via automatisch gegenereerde berichten. Ook bij de zeugenhouder worden managementprogramma’s steeds vaker in real time ingevuld in de stal. Daarnaast neemt het animo toe om ook gegevens bij te houden van de prestaties van hun vleesvarkens in de mesterij. Er zit echter weinig homogeniteit in al deze data (bv. verschillende voederleveranciers, verschillende slachthuizen en verschillende softwarepakketten). Bovenstaand knelpunt zorgt ervoor dat vergelijken moeilijk is. Dit project richt zich bijgevolg op het niveau van samenbrengen van data, homogeniseren of ‘opschonen’ van data, vergelijken en voorspellen van slachtplanning. Het samenbrengen van data zal moeten gebeuren in overleg met leveranciers en afnemers. Door contact te leggen met de verschillende spelers kan worden getracht om zoveel mogelijk administratieve documenten (facturen) in een automatische databank samen te brengen. Hetzelfde principe wordt toegepast bij gegevens uit datamanagementsystemen en/of gegevens uit Excel. Het project wil absoluut alle varkenshouders de kans bieden om deel te nemen. Doordat heel wat varkenshouders gebruik maken van Excel voor het bijhouden van de gegevens in de mesterij is het expliciet de bedoeling om ook deze Excel-data mee te nemen. Het maakt het tevens mogelijk dat varkenshouders tijdelijk deelnemen om te ontdekken wat deze opvolging en vergelijking hen te bieden heeft. Het verzamelen van kwaliteitsinformatie tijdens het slachten, slachtfacturen of aankoopborderellen zou nog een sterke positieve evolutie zijn in die zin dat er dan een volledige margebepaling kan worden uitgevoerd (kosten vanuit voederfacturen, aantal opgezette en afgeleverde vleesvarkens en opbrengsten aan het slachthuis). Door dit alles in een continue vergelijkingsdatabase te zetten kunnen varkenshouders op regelmatige basis een inzicht krijgen in hun rendement bij de vleesvarkens. Ook zullen de deelnemende varkenshouders als groep inzicht krijgen in de evolutie van het aantal aangeboden slachtvarkens. Op deze manier krijgen de deelnemende varkenshouders geaggregeerde informatie als ware ze onderdeel van een integratie. Dit project moet bijdragen aan een sterkere positie van de primaire producent.

Duurtijd en partners

1 februari 2023 – 31 januari 2025

  • Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw vzw
  • Vlaamse Producentenorganisatie voor Varkenshouders
  • AgriSyst België
  • ILVO
  • 7 varkenshouders : Gebroeders Vanschoubroeck, Pol Lannoo, Tom Mertens , Filip Van Gorp, Piet Paesmans, Steven Provoost en Peter Vermeire

Laag Eiwit Voeding als PAS-maatregel voor vleesvee

Korte samenvatting

Voor de vleesveesector in Vlaanderen wordt er een ammoniak emissiereductie verwacht van 15% tegen 2030. Maar vandaag is er slechts één erkende emissie-reducerende maatregel voor de vleesveesector, namelijk beweiden in combinatie met volledige leegstand van de stal. Deze maatregel is zeker niet voor alle vleesveehouders haalbaar. Er is dus de komende jaren nood aan breed implementeerbare en erkende technieken. Laag-eiwit voeding kan een effectieve en bron-gerichte maatregel zijn maar werd nog niet op de Programmatorische Aanpak Stikstof (PAS)-lijst opgenomen. Deze maatregel werd echter reeds aangemeld als PAS-maatregel in juli 2019. Destijds keurde het wetenschappelijk evaluatieteam de maatregel goed en erkende het potentieel om ammoniak te reduceren. Maar omdat de borging praktisch moeilijk bleek en onvoldoende gegarandeerd kon worden, botste de erkenning op de administratieve evaluatie. Om het knelpunt borging aan te pakken werd in 2021 op het ILVO (Instituut voor Landbouw-, Visserij en Voedingsonderzoek) samen met een afmestbedrijf gelegen in Moerbeke, een eerste test gedaan naar de haalbaarheid van de borgingsvoorwaarden van laag-eiwit voeding. Tijdens deze test werden de ruwvoedervoorraden en ruwvoerkwaliteit geanalyseerd door Eurofins, volgens de regels en richtlijnen die ook in de Nederlandse Kringloopwijzer gehanteerd worden. Verder werden alle rantsoensamenstellingen, dieraantallen en voederaankopen geregistreerd. ILVO berekende vervolgens in hoeverre het theoretische voederverbruik op basis van rantsoensamenstelling, voederopname per diercategorie en dieraantallen overeenstemde met het effectief verbruikte voeder op basis van voorraadschatting. Deze eerste test toonde een goede overeenstemming aan tussen het theoretische en effectieve voederverbruik maar bracht ook enkele knelpunten aan het licht (gebruik van ruwvoer in pakken, inschatting voederwaarde van krachtvoer met ureum,…) die we in dit project willen wegwerken. De uitdaging is met deze projectgroep is hoe we een borgingsysteem maken voor laag eiwitvoeder dat haalbaar, betaalbaar, controleerbaar en breed toepasbaar is in de vleesveesector.

De projectaanpak omvat 4 deelstappen. In dialoog met de bevoegde overheden zal in een eerste stap bepaald worden aan welke voorwaarden het vleesveebedrijf moet voldoen om laag eiwit voeding aantoonbaar toe te passen. In een tweede stap wordt een gebruiksvriendelijke app ontwikkeld waarmee de veehouders de nodige informatie over rantsoenen, dieraantallen, voedervoorraden en voederwaarden kunnen aanleveren. Waar mogelijk zal bekeken worden of deze informatie (bv. dieraantallen, voederaankopen en voederwaarde) automatisch kan aangeleverd worden via data-koppelingen of data-deelplatformen zoals Djust Connect. In een derde stap zullen veehouders in samenwerking met voederadviseurs geschikte rantsoenen formuleren voor de aanwezige diercategorieën op de deelnemende bedrijven. Deze rantsoenen moeten voldoen aan de vooropgestelde beperkingen in eiwitgehalte, maar moeten ook goede dierprestaties garanderen en daarbij zal maximaal uitgegaan worden van voedermiddelen aanwezig op het landbouwbedrijf (ruwvoeders en grondstoffen) of in de omgeving van het bedrijf (lokale eiwitrijke teelten en bijproducten). Het opvolgen van laag-eiwit voeding en de vooropgestelde eisen op minimum drie bedrijven en dit gedurende een jaar is de laatste stap in het traject. Finaal is het doel laag-eiwit voeding op te nemen in de lijst van erkende PAS-reducerende maatregelen.

Duurtijd en partners

1 maart 2023 – 31 december 2024

  • Innovatiesteunpunt voor Landbouw en Platteland vzw
  • EV-ILVO
  • Boerenbond vzw
  • Eurofins Agro
  • Arvesta
  • Quartes
  • For Farmers
  • 6 kwekers : Yves Gerycke, Luc Poppe, Luc Pauwels, Kristof Deraedt, Wim Wanzele, Koen Desomviele-Luc Pauwels

Sojamijdend en methaanreducerend voeren op biologische melkveebedrijven

Korte samenvatting

De (bio)melkveehouderij in Vlaanderen is al langer op zoek naar meer voederautonomie, en wordt tegelijk geacht te voldoen aan hoge maatschappelijke verwachtingen op vlak van soja afbouw en methaanreductie. (Deel)oplossingen die passen binnen het kader van een holistische systeemaanpak in de biologische landbouw zijn echter niet kant en klaar beschikbaar. De vraag is of het met een systeemaanpak mogelijk is om een rantsoen op middelhoog en hoogproductieve bio-melkveebedrijven meer autonoom maken en stapsgewijs onafhankelijk(er) worden van soja zonder dat dit de methaanemissie verhoogt en dit tevens economisch en bedrijfstechnisch haalbaar is ? In het project wordt door een combinatie van praktijkkennis en wetenschappelijke inzichten (o.a. methaanreductiepotentieel van sojavervangers) vertrokken vanuit de bedrijfsspecifieke context van de deelnemende bio-melkveehouders. De differentiatie van bio-melkveebedrijven binnen deze groep verhoogt de impact van de inzichten naar de brede bio(melk)veehouderij en bij uitbreiding de gangbare sector.

Het project is opgebouwd uit drie werkpakketten. In een eerste werkpakket worden twee bedrijven uit de invloedsfeer van de bedrijfsadvisering vanuit Inagro en twee bedrijven uit de invloedsfeer van de bedrijfsadvisering vanuit W. Govaerts & Co onder de loep genomen. Bedoeling is om de uitgangssituatie van de diverse deelnemende bedrijven op technisch/organisatorisch en bedrijfseconomisch vlak in beeld te krijgen. De beschikbare bedrijfseconomische cijfers vormen de basis voor een kostprijsberekening van de melk vanuit deze vertrekpositie. Vervolgens wordt de Klimrek-berekeningsmethode van ILVO ingezet om de klimaatimpact (incl. methaanuitstoot en koolstofvoetafdruk, plus overige milieueffecten) in beeld te brengen van de uitgangssituatie

Op basis van deze cijfers worden kostprijseffecten gesimuleerd voor mogelijke nieuwe sojamijdende en methaan-reducerende bedrijfsstrategieën. De resultaten vormen de basis voor overleg tussen de betrokken melkveebedrijven en experts binnen het project om te komen tot potentiële nieuwe bedrijfs- of voederstrategieën. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van batchsgewijze in vitro screeningsmethoden op volgende teelten : bontbloeiende en witbloeiende veldbonen, getoaste veldbonen, voedererwten en zoete/bittere lupinen. Sojaschilfers worden ter referentie ook geïncubeerd zodat het methaan-reducerend effect van de alternatieven relatief ten opzichte van soja begroot kan worden. Resultaten dienen als input voor het laatste werkpakket in overleg met de bedrijven nieuwe bedrijfsstrategieën worden uitgetest. De bedrijven krijgen middelen beschikbaar om eventuele aan te kopen componenten (deels) te financieren. Na deze monitoring volgt een vertaling in een kostprijs per liter melk door WG&C zodat de kostprijsconsequenties goed in beeld komen. Deze info wordt finaal naar collega bio-melkveehouders, beleidsmakers, verwerkers en retailer gecommuniceerd. Indien van toepassing wordt input geleverd voor een ontwerp-ecoregeling om het verschil in productiekostprijs op te vangen als stimulans voor (biologische) melkveehouders om een omschakeling naar een sojamijdende en methaanreducerende bedrijfsstrategie te realiseren.

Duurtijd en partners

1 januari 2023 – 30 september 2024

  • Bioforum vzw
  • EV ILVO
  • Inagro vzw
  • UGent-Lanupro
  • W. Govaerts & Co
  • Veehouders : Devreese LV, Het land van melk en honing, Dukefarm-Herman D’Hauwe en De Witte Liereman

Algemeen

Organisch samenwerken, lerend netwerk interne samenwerking op korte keten bio-bedrijven

Korte samenvatting

De Vlaamse landbouw wordt gekenmerkt door een daling in het aantal bedrijven, problemen met bedrijfsoverdracht en een daling in het aantal regelmatig tewerkgestelde arbeidskrachten per bedrijf. Om de impact van de fluctuerende marktsituatie op te vangen, zetten bedrijven vaker in op diversificatie. Dat betekent dat landbouwers vaak uiteenlopende competenties nodig hebben die niet altijd aanwezig zijn in één en dezelfde persoon. Bovendien wordt de arbeidsdruk voor de overblijvende landbouwers erg groot. Op bio-bedrijven met een gediversifieerde productie en korte keten afzet is veel arbeid nodig, zowel in de primaire productie als in de afzet. Het aantal regelmatig tewerkgestelde werknemers op de korte keten bedrijven groeit gestaag. Mede door het bewustzijn van het belang dat ook medewerkers een volwaardig statuut verdienen, wat niet het geval is bij seizoenarbeiders. De bio korte keten bedrijven werken vaak structureel met 3 tot 5 vaste medewerkers (en meer) aangevuld met seizoensarbeiders. De vaste medewerkers kunnen zelfstandige ondernemers zijn, werkende vennoten of vaste werkkrachten. Deze bedrijven willen vaak naast agro-ecologisch ook sociaal vernieuwend zijn door binnen het bedrijf, tussen bedrijven onderling en met de omringende gemeenschap van klanten en sympathisanten toekomstgerichte samenwerkingen vorm te geven. Voor de stabiliteit en continuïteit van de bedrijfsvoering is daarbij in de eerste plaats een stabiele interne samenwerking van belang. De bedrijven gaven ons het signaal dat door het dwingend karakter van de werkdruk in productie en afzet er vaak onvoldoende tijd en energie is om die samenwerking goed onderbouwd vorm te geven en te verzorgen. Deze operationele groep wil daarom inzetten op een structurele aanpak van stabiele interne samenwerking binnen bio korte ketenbedrijven.

In een eerste fase worden de noden van elk van de bedrijven in kaart gebracht aan de hand van interviews met elk van de deelnemende bedrijven. In een tweede fase worden door iteratie tussen individuele sessies en groep sessies tools geïntroduceerd om te reflecteren over aspecten van samenwerking op vlak van arbeid. Op individueel niveau bieden we de medewerkers van het bedrijf de mogelijkheid om d.m.v. een zelfscan de individuele kleur van hun persoonlijkheid, vaardigheden en ondernemerschap in kaart te brengen en zo hun rol beter te situeren in het team. Op het niveau van het team bieden we elk bedrijf d.m.v. begeleiding op maat instrumenten om de taken en verantwoordelijkheden op het bedrijf overzichtelijk, transparant en flexibel te verdelen d.m.v. een rollendocument en rollenoverleg. Voor de vergader- en overlegmomenten leren we technieken die het overleg efficiënt en doelgericht maken d.m.v. een thematische overlegkalender, een duidelijke vergaderstructuur en heldere verslaggeving. Voor de besluitvorming leren we werken met de BOB-werkwijze (beeldvorming-oordeelsvorming-besluitvorming) en de adviesmethode. Voor de evaluatie en bijsturing van het functioneren van de teamleden oefenen we de methodieken van intervisie en collegiale feedback. Op het niveau van het lerend netwerk werken we d.m.v. workshops aan visieontwikkeling rond toekomstgerichte samenwerkingsvormen, die onderzocht en beschreven zijn. We maken o.a. gebruik van de inspiratie voor zelfsturende organisaties.

In een laatste fase worden alle tools en de ervaringen hiermee, alsook bedrijfseigen inzichten rond samenwerking gecapteerd en verspreid om ook andere bedrijven te inspireren.

Duurtijd en partners

1 januari 2023 – 31 december 2024

  • Bioforum vzw
  • Geert Isebyt – U-Consult
  • ILVO
  • 5 landbouwers : De Zonnekouter, ’t Reigershof, Het Polderveld, ’t Schaaphof en Plukboerderij Grondig

Ontwikkeling van een innovatieve machine voor rijenbemesting met vloeibare meststoffen en focus op potentieel van circulaire meststoffen

Korte samenvatting

Om duurzaam te bemesten willen de partners in dit project de ontwikkeling faciliteren van een toegankelijke, flexibele, innovatieve machine voor rijenbemesting die gebruik kan maken van vloeibare meststoffen en met een focus op het enorme potentieel voor circulaire meststoffen.

De projectaanpak kan opgesplitst worden in drie fasen. In een eerste fase wordt een brainstormsessie georganiseerd om de noden en de eisen vast te leggen. Vanuit Nederland wordt beroep gedaan op Herre Bartlema die een ruime ervaring heeft met het gebruik van peristaltische bemestingsmachines en precisiebemesting. Er wordt ook aansluiting gezocht met de operationele groep RENURE die dan bijna afloopt. Inagro zal hun ervaringen met renure meststoffen toelichten op de brainstormsessie. Ook de jarenlange ervaring van het Proefstation in rijbemesting met de peristaltische pomp is een meerwaarde. De recentste demonstraties gebeurden in het NITROMAN-project. Rijbemesting, bemestingstechniek met toekomst. PSKW toonde uit eerder onderzoek aan dat in vele tuinbouwteelten hierdoor een reductie van de hoeveelheid stikstof mogelijk is. Daardoor neemt ook de kans op uitspoeling verder af. Het toevoegen van een nitrificatieremmer waar nuttig versterkt dit proces nog. Een tweede deel omvat de analyse van de mogelijkheden inzake duurzame vloeibare meststoffen. Telers die wensen kunnen kiezen voor de klassieke commerciële meststoffen zoals Urean die goedkoop en geconcentreerd is. Daarnaast bestaan er ook samenstellingen zoals Flexfertiliser en worden in de toekomst wellicht vloeibare organische meststoffen belangrijker. Daarnaast is er nog een interessante groep van meststoffen met een circulair karakter. Het gaat dan om de renure meststoffen, nitraat- en ammoniumzouten die gewonnen worden uit het stripping en scrubbing proces van dierlijke mest én ammoniumsulfaat afkomstig van chemische luchtwassers van stallen. Het duurzaam kunnen inzetten van deze meststoffen bevordert de hulpbronnenefficiëntie die in deze tijden ook een gunstige economische impact zal hebben op de bedrijven. In een laatste deel wordt het economisch kader geanalyseerd waarbij er kostprijsscenario’s met een bemesting van verschillende types meststoffen worden vergeleken in combinatie met de nodige bemestingsmachines. Daarbij wordt ook het besparend effect van rijbemesting in rekening gebracht.

Duurtijd en partners

1 januari 2023 – 31 januari 2024

  • Proefstation voor Groententeelt vzw
  • Lambers LMB
  • Vlaams Coördinatiecentrum voor de mestverwerking vzw
  • Landbouwcommunicatie BV
  • 7 telers : Ceulemans Ortwin, Frans & Wouters BVBA, Vertommen Dirk, De Nies Steven, Van den Borre Cedrik, Schouteden Johan en Groentenhof

Automatisering en technieken op maat van zelfbouwmechanisatie

Projectsamenvatting

De doelstelling van het project is het creëren van een synergie tussen de praktische kennis door ervaring van de landbouwer en de technische expertise en theoretische kennis van de kennisinstellingen om zo het netwerk rond zelfbouw in Vlaanderen verder uit te bouwen en te verduurzamen. Het project is een vervolg op een eerder EIP project. De bedoeling is om op participatieve wijze (met landbouwers en kennispartners) ontwerpen te creëren van machines en/of materiaal voor de kleinschalige land- en tuinbouw. Geïnteresseerde landbouwers krijgen vervolgens de kans om deze ontwerpen tijdens een zelfbouwweek onder begeleiding te bouwen. Van elk ontwikkeld prototypes zullen de ontwerpen opnieuw vrij beschikbaar gesteld worden. Door de samenwerking met de opleiding Ontwerp- en Productietechnologie van Vives Hogeschool zal het zelfbouwaspect als basis in het design worden verwerkt. Zo krijgt ook de minder technisch aangelegde landbouwer de mogelijkheid om van een dergelijk zelfbouwpakket tot een werkbaar product te komen. Deze ingebouwde openheid in de groep bevordert het “van boeren voor boeren” aspect van dit project en vermijdt de inherente vertragingen die commerciële belangen met zich meebrengen.

In het project wordt aan de hand van de concrete uitwerking van 2 prototypes (één ervan is een mobiele kippenstal) van geautomatiseerde machines/materialen volgende aspecten behandeld : opbouw van basiskennis omtrent actuatoren en automatisatie aan de hand van een workshop ; structureel uitwerken van de modaliteiten van de ‘open source’ werking; onderhoud; kwaliteitsborging en financiering over langere termijn; veiligheid & ergonomie ; circulariteit (optimaal gebruik van gerecycleerde en recycleerbare materialen) ; indien mogelijk multi-inzetbaarheid.

Tenslotte wordt nagegaan of de commercialisering van zelfbouwpakketten, workshops of andere activiteiten inkomsten kunnen genereren die de lange termijnwerking van dit initiatief kunnen ondersteunen en zo het netwerk te verzelfstandigen.

Duurtijd en partners

1 januari 2023 – 31 december 2024

  • Coördinatiecentrum praktijkgericht onderzoek en voorlichting Biologische Teelt vzw
  • Inagro vzw
  • VIVES
  • ILVO
  • Stefan Muijtjes
  • 6 landbouwbedrijven : Bert Vandergeynst, Alex Floré, Karel Dewaele, Nelis Schiettecatte, Klaas Ysebaert en Bart Vleminckx

Rentabiliteit van pocketvergisting op witloofbedrijven

Korte samenvatting

De energiefactuur loopt sterk op voor Vlaamse witlooftelers. De klimaatsturing van witloof-forcerie vergt heel wat warmte en elektriciteit. Daarom investeerden telers de voorbije jaren al heel wat in hernieuwbare energie. Omdat de energiekosten wegens het hoge energieverbruik en de stijgende energieprijzen echter een aanzienlijk deel blijven uitmaken van de totale productiekosten, blijft er ruimte voor optimalisatie. Bedrijven met witloof op water (hydrocultuur) beschikken het jaarrond over een relatief stabiele reststroom van geforceerde witloofwortels en -bladeren, wat geschikt kan zijn als voeding voor een pocketvergister. Bovendien komt het energieproductieprofiel van een pocketvergister overeen met de constante energievraag door het inkoelen van de wortels. Pocketvergisting kan er m.a.w. voor zorgen dat dergelijke reststromen op het bedrijf worden benut voor eigen, hernieuwbare energieopwekking. In dit project gaan we na aan welke randvoorwaarden witloofbedrijven moeten voldoen om pocketvergisting rendabel te maken. Een rendabiliteitstool, ondersteuning op technisch en wetgevend vlak, haalbaarheidsstudies én een sterke interactie met telers moeten ervoor zorgen dat landbouwers de stap wagen en investeren in pocketvergisting, als oplossing voor een hoge energiefactuur en extra valorisatiepistes voor (onbenutte) reststromen.

In een eerste deel van het project worden de technische aspecten in verband met de vergisting van cichoreirestenstromen onderzocht. Wat is het biogaspotentieel van cichoreiwortels en -bladeren? Zijn bijkomende investeringen in voorbehandeling of opslag nodig? Kan het biogaspotentieel verhoogd worden door bijmenging met andere nevenstromen, rekening houdend met de reglementaire impact ? Een tweede deel van het project onderzoekt het economische plaatje. Wat is het economische verschil tussen het vermarkten van cichoreiwortels als veevoer en het vermarkten als inputstroom voor zakgisting? Wat is de vereiste schaalgrootte om pocketvergisting op witlofbedrijven rendabel te maken? Omdat het antwoord op deze vraag zeer bedrijfsspecifiek is, zullen één op één studies worden uitgevoerd bij telers in deze operationele groep, waarbij ook rekening wordt gehouden met de geldende wetgeving en administratieve aspecten.

Duurtijd en partners

1 januari 2023 – 31 december 2024

  • Inagro vzw
  • Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant vzw
  • Biogas-E vzw
  • 3 telers : Primalof, Chiconettes en Rudi Van Ingelom
Delen: