Info voorwaarden investeringssteun of overnamesteun (steunaanvragen tot en met 2022)

Op deze pagina:

Infofiches toelichting

Om investeringssteun en/of overnamesteun te krijgen, moet een landbouwer aan diverse voorwaarden voldoen.

De algemene bepalingen en andere voorwaarden worden in de navolgende fiches kort toegelicht. De modaliteiten voor de overnamesteun worden in een afzonderlijk infofiche VLIF investerings- en overnamesteun vermeld.

Inkomensvoorwaarde

Voor de maatregelen ‘investeringssteun’ en ‘overnamesteun’ geldt dat de landbouwer:

uit de landbouwactiviteiten een jaarlijks nettoberoepsinkomen van meer dan 12.000 euro moet halen, en uit niet-landbouwactiviteiten een jaarlijks nettoberoepsinkomen van minder dan 12.000 euro.

Hoe de berekening van de inkomens moet gebeuren en welke termijnen in acht moeten worden genomen, staat beschreven in de fiche Inkomensvoorwaarden.

Vakbekwaamheid

Een landbouwer die investeringssteun of overnamesteun wenst te bekomen, moet vakbekwaam zijn.
Deze vakbekwaamheid kan aangetoond worden via een diploma, ervaring of een combinatie van beide. Hoe u uw vakbekwaamheid aantoont, vindt u in de fiche Vakbekwaamheid.

Brutobedrijfsresultaat

Het Brutobedrijfsresultaat (BBR) is bepalend in een aantal VLIF-voorwaarden (opgenomen in het Besluit van de Vlaamse regering) om na te gaan of het landbouwbedrijf in aanmerking komt voor VLIF-steun.

Het BBR is de som van alle opbrengsten (bedrijfsopbrengsten en diverse opbrengsten) verminderd met alle operationele kosten. Hier moeten dan nog alle bedrijfsspecifieke premies bijgeteld worden (met uitzondering van de VLIF-steun). Om de berekening te vereenvoudigen werd de quickscan uitgewerkt, een tool om het BBR snel te kunnen bepalen.

Meer details vindt u in de infofiche Brutobedrijfsresultaat.

Omzet niet-landbouw

Voor de maatregelen ‘investeringssteun’ en ‘overnamesteun’ geldt dat het landbouwbedrijf maximaal 5.580 euro of maximaal 10% van de totale omzet mag halen uit niet-landbouwactiviteiten.

Niet-landbouwactiviteiten zijn activiteiten die niet uitsluitend betrekking hebben op landbouw, namelijk het kweken, telen, artisanaal bewerken en verwerken en commercialiseren van landbouwproducten die opgenomen zijn in bijlage 1 van het Verdrag van Rome. Uitzonderingen zijn producten van de visserij en de viskweek, en activiteiten voor verbreding met een voldoende brutobedrijfsresultaat per bedrijfsleider.

In de fiche Omzet niet-landbouw worden een reeks activiteiten opgesomd die beschouwd worden als niet-landbouwactiviteiten.

Nutriëntenemissierechten

Om VLIF-steun te krijgen, moet een veehouder aantonen dat hij de wettelijke normen over leefmilieu naleeft. Naast het bezit van een omgevingsvergunning om vergunningsplichtige bedrijfsactiviteiten uit te oefenen, houdt die voorwaarde in dat de veehouder beschikt over voldoende NER’s voor de exploitatie van de beoogde productiecapaciteit, na de uitvoering van de investeringen.

Meer informatie vindt u in volgende fiche Nutriëntenemissierechten..

Overnamesteun (enkel bij VLIF-overnamesteun)

De overnamesteun heeft als doel de generatiewissel in de landbouw te bevorderen. De steun kan verkregen worden in het kader van een overnameplan, waarbij een jonge landbouwer zich vestigt door een (gedeeltelijke of volledige) overname van een bestaand landbouwbedrijf. De creatie van een nieuw bedrijf kan dus niet worden gesubsidieerd via overnamesteun. De overnemer moet bovendien jonger zijn dan 40 jaar op het einde van de blokperiode waarin de aanvraag voor overnamesteun wordt ingediend.

De selectie en rangschikking van de overnamedossiers gebeurt op basis van 4 criteria/aspecten:

  • de overgenomen fractie van het bestaand landbouwbedrijf (zeggenschap);
  • de hoedanigheid van de overlater (generatiewissel);
  • de graad van verdere activiteit van de overlater (generatiewissel);
  • de productiemethode – gangbaar of biologisch.

Meer informatie vindt u in de infofiche Overnamesteun.

Verbreding

Binnen de VLIF-regeling worden bepaalde investeringen betoelaagd die gericht zijn op de landbouwverbredingsactiviteiten, en dit met een steunintensiteit van 30%.

Indien een bedrijf aan verbreding doet, moet het brutobedrijfsresultaat (BBR) uit verbreding steeds ondergeschikt zijn aan het BBR uit de landbouwactiviteit om in aanmerking te komen voor overname- of investeringssteun (zie ook fiche brutobedrijfsresultaat).

De ruime interpretatie van landbouwverbreding omvat ook een aantal niet-bedrijfsgebonden activiteiten (bv. bestrijdingsmiddelen verkopen, tuinen onderhouden, landbouwers adviseren, enz.) of de uitbesteding van productiefactoren (serres tijdelijk verhuren, loonwerk, enz.).

Binnen de VLIF-regelgeving wordt landbouwverbreding enger geïnterpreteerd, en dit wordt verder omschreven in de fiche Landbouwverbreding..

Communicatieverplichtingen

Iemand die VLIF-steun ontvangt, moet mogelijk een aantal communicatievoorschriften naleven. Meer informatie vindt u in de fiche Communicatieverplichtingen.

Financiële aspecten (enkel bij VLIF-investeringssteun)

Volgende fiche Financiële aspecten van een VLIF-dossier licht de financiële aspecten toe voor steunaanvragen in het kader van de maatregel “investeringssteun”. Ze handelt enerzijds over de financiering van de investeringen en anderzijds over de facturen en betalingen die bij de betalingsaanvraag horen.

Bijkomende voorwaarde betreffende behoud van steun

Tot vijf jaar nadat de investeringssteun is uitbetaald, moet de investering verbonden blijven aan het bedrijf dat de steun heeft verkregen of de overnemer van dat bedrijf. De investering moet gedurende die periode in gebruik zijn en blijven door de landbouwer die op dat moment actief is op dat bedrijf.

Als stallen gesubsidieerd worden op voorwaarde dat dieren gehuisvest zijn volgens het dierenwelzijnslastenboek, moet tot vijf jaar na uitbetaling van de steun voldaan blijven aan dit lastenboek.

Delen: