Finale brochures demoprojecten

Oproepen

Oproep 2016

Oproep 2015

Oproep 2014

Oproep 2013

Oproep 2012

Oproep 2011

Oproep 2010

Oproep 2008

2016

 Doelgericht verlengen levensduur melkvee - goed voor boer en klimaat

De levensduur van melkvee verlengen is goed voor boer en klimaat. Want koeien die langer op het melkveebedrijf blijven, renderen het meest op vlak van melkproductie en efficiëntie. Evenveel melk met minder dieren betekent ook een langere methaanuitstoot per liter melk. Dat komt het milieu ten goede. Om Vlaamse melkveehouders bewust te maken van de voordelen van levensduurverlenging bij hun dieren, slaan Inagro, ILVO en Hooibeekhoeve de handen in elkaar. In lerende netwerken kunnen veehouders hun licht opsteken over jongvee- en droogstandsmanagement. In april 2017 startte het demontstratieproject duurzame landbouw "Doelgericht verlengen levensduur melkvee (goed voor boer en klimaat)". Daarin willen Inagro, ILVO en Hooibeekhoeve Vlaamse melkveehouders wijzen op de voordelen van een langere levensduur van hun vee. Daarvoor focussen de onderzoekspartners op een verbetering van het jongvee- en droogstandsmanagement. Zo kunnen melkveehouders hun melkproductie realiseren met minder dieren. Dat betekent winst op vlak van ruwvoeder, mestafzet en arbeid. Bovendien zorgt het voor een lagere methaanuitstoot per liter melk, wat positief is voor milieu en klimaat. Als samenvatting van dit project vindt u hieronder enkele eerder verschenen persartikels. Deze geven u extra informatie om zelf werk te maken van een verlengde levensduur voor het melkvee. Ook wordt meer uitleg gegeven over het toepassen van het PDCA-principe (Plan - Do -Check - Act) op een melkveebedrijf.

Project: Doelgericht verlengen levensduur melkvee - goed voor boer en klimaat

Eindbrochure Doelgericht verlengen levensduur melkvee - goed voor boer en klimaat

Gezondheidsmonitoring via geluidstechnologie bij vleesvarkens

Dit demonstratieproject kwam tot stand om de Vlaamse varkenshouders bewust te maken van de nieuwe mogelijkheden op het vlak van precisieveehouderij en de voordelen die dit kan opleveren binnen het dagelijks management (namelijk continue monitoring van de vleesvarkens) en de competitiviteit binnen de Europese varkenshouderij. Binnen het project konden varkenshouders ook leren van elkaar in de vergaderingen en studiedagen. Naast het project in de vleesvarkens was er ook een gelijkaardig project in de pluimveesector. Vandaar dat binnen het consortium varkenshouders ook kunnen leren uit het complementaire demonstratieprojectvoorstel “Gezondheidsmonitoring via beeldtechnologie bij vleeskippen”. En vice versa want ook pluimveehouders kunnen leren uit de kennis opgedaan in dit demonstratieproject. Het project levert een bijdrage aan inzichten inzake het gebruik van precisieveehouderij, meer bepaald de geluidstechnologie naar de praktijkbedrijven in de varkenshouderij evenals dierenartsen, veevoederbedrijven, slachthuizen, controle-instanties enz.Ook de resultaten van het EU-PLF project werden omgezet naar de praktijk in Vlaanderen. Het project reikt praktisch toepasbare casussen aan om met gebruik van smartfarming arbeid zo efficiënt mogelijk te kunnen inzetten op praktijkbedrijven door gezondheidsmonitoring. Op basis van de signalen kunnen minder en efficiënter middelen ingezet worden. Daarnaast verhoogt het ook de kennis van de varkenshouders inzake het gebruik van smartfarming technologie.

Project: Gezondheidsmonitoring via geluidstechnologie bij vleesvarkens

Eindbrochure Gezondheidsmonitoring via geluidstechnologie bij vleesvarkens

Met elektronische identificatie naar individuele dieropvolging in de varkenhouderij

De varkenshouderij draagt in Vlaanderen reeds vele jaren bij aan de economische waarde van de landbouwsector. Zoals in alle deelsectoren is de schaalvergroting ook in de varkenshouderij sterk toegenomen. Tussen 2007 en 2017 is het aantal varkens per bedrijf toegenomen met 57%. Omdat de marges helaas niet aan hetzelfde tempo meegroeien is het noodzakelijk dat het werk efficiënter wordt uitgevoerd. De varkenshouderij heeft hierop een antwoord gevonden met het groepsgewijs managementsysteem. Daarbij worden zeugen in groepen gehouden om meer seriewerk te creëren. Zo werpen er verschillende zeugen samen, worden ze samen gespeend en samen geïnsemineerd. Grotere groepen zorgt voor een optimalisatie van de arbeidsefficiëntie. Daarnaast zorgt dit er natuurlijk ook voor dat de groepen biggen en vleesvarkens groter worden. Deze evoluties hebben de voorbije decennia gezorgd voor een echte groepscultuur in de varkenshouderij. Ondanks deze groepscultuur zijn de varkenshouders toch hun bedrijfsvoering gedeeltelijk blijven sturen op individueel niveau. Elke zeug wordt immers individueel beoordeeld op haar prestaties en capaciteiten. Op basis hiervan wordt beslist welke richting er met een specifieke zeug wordt uitgegaan.

Dit project had als doelstelling om de mogelijkheden van individuele dieropvolging bij biggen en vleesvarkens in de praktijk te demonstreren. Het feit dat er vandaag grotere zeugenbedrijven met 1000 zeugen of meer nog steeds hun zeugen individueel opvolgen toont aan dat het aantal dieren op zich geen obstakel voor opvolging vormt. Het gebrek aan afdoende technologie om biggen en vleesvarkens individueel op te volgen en een doel om die gegevens te gebruiken zijn echter twee voorname redenen waarom hieromtrent nog geen praktijktoepassingen gekend zijn. Op proefbedrijven en fokkerijen is individuele dieropvolging wel gekend. Op dergelijke bedrijven is er dan ook een hoger doel om de dieren individueel op te volgen.

Project: Elektronische identificatie naar individuele dieropvolging in de varkenshouderij

Eindbrochure met elektronische identificatie naar individuele dieropvolging in de varkenshouderij

 Gezondheidsmonitoring via beeldtechnologie bij vleeskuikens

Kenmerkend voor de vleeskuikensector is de toenemende specialisatie en schaalvergroting. De stallen worden groter, het aantal stallen per bedrijf neemt toe, sommige bedrijven hebben stallen op meerdere locaties. Dit maakt dat de pluimveehouder minder tijd beschikbaar heeft voor de controle. Bovendien wordt de pluimveehouder geconfronteerd met talrijke uitdagingen waaronder de toenemende antibioticaresistentie met de druk om het gebruik van diergeneesmiddelen sterk te verminderen, het toenemend belang van bioveiligheid en risico's m.b.t. diergezondheid en insleep van ziektes, het toenemend belang van dierenwelzijn, extra normen naar voedselveiligheid, milieu en klimaat, extra regels opgelegd in diverse lastenboeken, concurrentieel blijven in een wereldmarkt, ...

Via dit demoproject willen we de Vlaamse vleeskuikenhouders bewust maken van de mogelijkheden op het vlak van precisieveehouderij en de voordelen die het kan opleveren binnen het dagelijkse management. We deelden de ervaringen en bevindingen uit een eerder Europees EU-PLF project met de pluimveesector. In dit project is het eYeNamic camerasysteem op 4 praktijkbedrijven en op het Proefbedrijf Pluimeehouderij uitgebreid opgevolgd. Het demoproject wil deze praktisch toepasbare methode demonsteren aan de pluimveehouder.

Project: Gezondheidsmonitoring via beeldtechnolgie bij vleeskuikens

Eindbrochure demo 2016-19 'Gezondheidsmonitoring via beeldtechnologie bij vleeskuikens'

De mogelijkheden van precisielandbouw voor een optimaal bodembeheer

Precisielandbouw doet meer en meer zijn intreden in de Vlaamse landbouw en biedt toekomstmogelijkheden voor zowel een optimalisatie van de opbrengst als voor een efficiëntere inzet van middelen (kalk, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, water, ...). De bodem vormt hierbij de basis voor een plaatsspecifiek duurzaam beheer. Verschillen in gewasstand of opbrengst die we binnen een perceel tijdens het groeiseizoen of op het einde van het seizoen waarnemen zijn immers vaak het gevolg van verschillen in de bodem (zuurtegraad, organischestofgehalte, gehalte aan voedingsstoffen, vochtgehalte, bodemdichtheid, ...). Tijdens het groeiseizoen verschillen in gewasstand corrigeren is moeilijk, zeker als de exacte oorzaak hiervan niet gekend is. Bovendien is het vaak te laat op het moment dat we deze verschillen goed kunnen waarnemen en nemen zo ook de oorzaak niet weg. Daarom is het belangrijk om in de eerste plaats kennis te hebben van de verschillen in bodemeigenschappen die binnen een perceel aanwezig zijn en hier maximaal op in te spelen voor een optimaal beheer en zo de algemene bodemvruchtbaarheid op peil te houden.

Binnen het demonstratieproject SMART-Bodem ging de Bodemkundige Dienst van België samen met PIBO-Campus, KBIVB en Hooibeekhoeve na welke mogelijkheden vandaag al bestaan voor een plaatsspecifiek bodembeheer en wat potentieel hiervan is.

Project: De mogelijkheden van precisielandbouw voor een optimaal bodembeheer

Eindbrochure SMART-Bodem: De mogelijkheden van precisielandbouw voor optimaal bodembeheer

2015

Telen met inzicht

De winstmarges van veel sierteeltproducten zijn vaak kleiner geworden ten opzichte van vroeger en  de rentabiliteit binnen de sierteelt staat sterk onder druk. Bovendien wordt verwacht dat telers investeren in een verduurzaming van de sector. Economische duurzaamheid is echter een absolute voorwaarde om ook op andere vlakken te kunnen verduurzamen. Waar het vroeger vaak voldoende was te focussen op de technische kant van het telen, is het vandaag de dag minstens even belangrijk om als bedrijfsleider met je cijfers bezig te zijn en een goed zicht te hebben op de rentabiliteit van je producten. Ook qua vermarkting wordt steeds meer van telers verwacht. Elke beslissing die je als bedrijfsleider neemt, heeft een impact op de kostprijs en rentabiliteit van je teelten. Om zeker te zijn dat je de juiste bedrijfsbeslissingen neemt, is het belangrijk deze impact te simuleren.

Project: Telen met inzicht

Eindbrochure website Proefcentrum voor Sierteelt : Kostprijsberekening en rentabiliteit in de sierteelt

Koolstofopbouw in biologische teelten

Als gevolg van de verstrengde P normen in MAP5 wordt de dosis organische bemesting sterk beperkt voor percelen in klasse 3 en klasse 4. Hierdoor zijn er minder mogelijkheden om het organische stofgehalte op deze percelen te onderhouden, wat voor de biologische landbouw net van primordiaal belang is. Een beredeneerde teeltrotatie en een optimale benutting van het bedrijfseigen organisch materiaal zijn meer dan ooit belangrijke instrumenten om de kringloop te sluiten en voor het behoud van een gezonde bodem. Dit project demonstreert praktisch haalbare technieken die, binnen de grenzen van MAP5, zorgen voor een opbouw of minstens voor het behoud van het organische stofgehalte in bio.

Project: Het ABC (Actie Bodemonderhoud C (koolstof)) in Vlaamse percelen

Meer groenbedekker, meer maïs

Een eenvoudige manier om het organische stofgehalte te verhogen is het inschakelen van groenbedekkers in de rotatie. Om een maximale opbrengst aan organische stof te bekomen is een goed ontwikkelde groenbedekker nodig. Door het late oogsttijdstip van mais, en bijgevolg het late zaaitijdstip van de groenbedekker, bestaat de kans dat de groenbedekker zich onvoldoende ontwikkeld. Dit project beoogt technieken te gaan demonstreren om tot “meer groenbedekker” te komen bij de maisteelt. De focus ligt hierbij op onderzaai, mengselkeuze en de mogelijkheden om met een aangepaste rassenkeuze de mais vroeger te gaan oogsten.

Project: Meer groenbedekker, meer maïs

Eindbrochure Meer groenbedekker, meer maïs

2014

Mogelijkheden van parkhuisvesting bij konijnen

In 2014 werd het KB gepubliceerd waarin een geleidelijke maar verplichte omschakeling van kooihuisvesting naar parkhuisvesting bij konijnen is gepland. Parkhuisvesting voor vleeskonijnen heeft reeds ingang gevonden maar voor voedsters is parkhuisvesting niet evident. Bestaande bedrijven en geïnteresseerde bedrijven zullen begeleid worden door het ILVO om te komen tot een duurzame huisvesting via demo’s en praktijkonderzoek. DGZ Vlaanderen staat in voor opvolging van de gezondheidsstatus.

Project: Mogelijkheden van parkhuisvesting bij konijnen (oproep 2014)

Monitoring in de glastuinbouw: Hét instrument voor efficiënte geïntegreerde bestrijding

In dit project willen we telers overtuigen van het belang van monitoringssystemen als basis voor een goede geïntegreerde gewasbescherming. Het efficiënt herkennen van ziekten en plagen en het correct interpreteren van deze waarnemingen, op regelmatige tijdstippen, is de sleutel tot een duurzame gewasbescherming met minimale kosten en kwaliteitsvolle planten. De samenwerking over de sectoren groenten en sierteelt heen zal bijdragen tot een vruchtbare kennisuitwisseling.

Eindbrochure monitoring van plagen en nuttigen in de glastuinbouw

Een goede start van jonge vleeskuikens, de sleutel voor lager antibioticagebruik, beter dierenwelzijn en een verhoogd bedrijfsmanagement

Een belangrijke technische managementtool die de Vlaamse vleeskuikenhouder moet beheersen, is de opvang van jonge eendagskuikens in de stal. Hierbij is stalklimaat, vloertemperatuur, water-, voeder-, en kuikenkwaliteit van belang. Binnen dit project willen we inzicht verwerven in de huidige manier van werken op een groot aantal vleeskuikenbedrijven via een monitoring door bedrijfsdierenartsen. Ook worden 5 vleeskuikenbedrijven gedurende 6 rondes intensief begeleid bij de opvang van eendagskuikens. Tenslotte worden op het Proefbedrijf de best beschikbare technieken tijdens praktijkrondes gedemonstreerd.

Eindbrochure een goede start van jonge vleeskuikens

Reductie van het voederverbruik als sleutel tot rendabel varkens produceren

De varkenshouderij heeft reeds jaren te kampen met lage vleesprijzen. De combinatie met de stijging van de voederprijzen zorgt voor kleine marges. Deze situatie dwingt de varkenshouderij om maatregelen te nemen en de efficiëntie te verhogen. De voorbije jaren is er hard gewerkt aan een verhoogde efficiëntie van de vermeerderingstak door hoogproductieve zeugen te fokken en veel biggen per zeug af te mesten. De afmesttak is daarbij wat uit het oog verloren en de constante vraag naar meer efficiënte vermeerdering heeft ervoor gezorgd dat de vooruitgang in de vleesvarkenstak is vertraagd. Aangezien het merendeel van de kosten van een gesloten bedrijf gemaakt worden in de afmestfase is het belangrijk om ook op die tak focussen.

In het kader van die problematiek heeft de Vlaamse Overheid een tweejarig demoproject ‘Reductie van voederverbruik als sleutel tot rendabel varkens produceren’ goedgekeurd. Dit project wordt uitgevoerd door PVL Bocholt, in samenwerking met partners UGent, KU Leuven, Thomas More, Vives, VVS, Boerenbond en Broederschool Biotechnische en Sport.

De doelstelling van dit project is om na te gaan in welke mate de voederconversie kan verbeteren door in te spelen op een betere benutting van het voeder. Hierin is het niet zozeer de bedoeling om voeders op hun inhoud te beoordelen maar zal vooral ingespeeld worden op de structuur van het voeder en de manier van vervoederen. In de praktijk blijkt immers geregeld voeder verspild te worden doordat er vermorsing optreedt. Deze vermorsing kan het gevolg zijn van ondeskundige handelingen maar ook van onvoldoende aandacht te besteden aan de manier van vervoederen.

Er bestaan verschillende mogelijke voedersoorten, gaande van meel over kruimels tot korrels. Daarnaast bestaan er verscheidene mogelijke voederbakken. Het is zeer belangrijk dat de voederbakken juist zijn afgesteld op basis van de gebruikte voedersoort en de groeifase van de dieren. Dit op een zodanige manier dat de voedervermorsing minimaal is zonder dat de varkens beperkt worden in hun voederopname. Wanneer de voederbakken te ruim zijn afgesteld bestaat het gevaar dat er voeder vermorst wordt en in de mestput terecht komt. Dit zorgt niet enkel voor verspilling van voeder maar ook voor veel nutriënten in de mest wat negatief is voor de duurzaamheid van de productie. Anderzijds kan een te nauwe afstelling leiden tot een beperking van de voederopname en bijgevolg een groeivertraging. Ook dit heeft een negatieve invloed op de rendabiliteit van de onderneming.

Een belangrijk element van het project is ook om de varkenshouder te wijzen op het belang van voederconversie. Een verlaging van de voederconversie heeft immers een directe positieve invloed op de rendabiliteit van het bedrijf. De voederkosten omvatten bovendien zo’n 60% van de kosten van een gemiddeld bedrijf zodat een efficiëntere benutting van het voeder direct een grote invloed heeft op het totale bedrijfsresultaat.

Met dit project willen we de benutting van voeder optimaliseren om bij te dragen aan een verdere verduurzaming van vleesproductie in het algemeen en een efficiëntieverhoging van de varkenshouderij in het bijzonder.

Eindbrochure voederverbruik als sleutel tot rendabel varkens produceren

Bieten en maïs in strepen: introductie van strip-till in Vlaanderen

Vanaf 2018 worden landbouwers verplicht mulchzaai of strip-till toe te passen bij de teelt van maïs op de meest erosiegevoelige (paarse) percelen.

Strip-till staat in Vlaanderen echter nog in zijn kinderschoenen. Gezien de beperkte ervaringen die er momenteel zijn met strip-till, en de korte termijn waarin de techniek geïmplementeerd dient te worden voor maïs, leven er in de praktijk nog veel vragen hieromtrent: denken we hierbij maar aan de inpasbaarheid van dierlijke mest, welke groenbemesters passen,  combinatie van andere grondbewerking (in de rotatie), voorteelten, … Ook voor suikerbieten biedt de techniek mogelijke voordelen maar veel vragen blijven onbeantwoord door te beperkte ervaring met strip-till in ons teeltgebied. Dit project beoogt strip-till in Vlaanderen te introduceren en te optimaliseren naar de regionale omstandigheden. Het project wil dit bereiken door de aanleg van demo-velden verspreid in Vlaanderen. Ter ondersteuning worden er bezoeken georganiseerd en verschijnen er artikel en een brochure rond het thema.

Eindbrochure bieten en maïs in strepen

Gezonde klauwen op stal

De afgelopen jaren wordt meer en meer aandacht aan klauwgezondheid en de registratie van klauwletsels besteed. Aangezien klauwproblemen een verlaagde melkproductie, verlaagde vruchtbaarheid, vroegtijdige afvoer van dieren, meer arbeid en een verminderd dierenwelzijn veroorzaken, is het dan ook vanzelfsprekend dat een goede klauwgezondheid op het bedrijf moet worden nagestreefd. De focus van dit projectvoorstel ligt op het voorkomen (preventie), signaleren en behandelen van klauwaandoeningen.

Eindbrochure gezonde klauwen op stal

2013

Goed gerund

Vlaanderen heeft de opdracht om de zeldzame Europese habitats en soorten duurzaam in stand te houden. Dat wordt een ‘gunstige staat van instandhouding’ genoemd. Met het oog hierop zijn er instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. De realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen zal belangrijke inspanningen vragen van landbouwers die zich met doelstellingen op of in de omgeving van hun percelen geconfronteerd zien. In dit project werd nagegaan welke technieken op rundveebedrijven kunnen worden ingezet om de uitstoot van ammoniak terug te dringen.

Project: Goed gerund (oproep 2013)

Brochure: Goed gerund (3,9 MB, 18 juli 2016)

Gezonde vleeskuikens door een optimale ventilatie

De grote uitdaging voor de vleeskuikensector is om de sterfte in de hand te houden en tegelijk het gebruik van diergeneesmiddelen te verminderen. De klimaatregeling is de belangrijkste managementtool waarmee de pluimveehouder hierop kan inspelen.

In dit project willen we via de demonstratie van goede en vernieuwende ventilatietechnieken de pluimveehouders informeren. Het project draagt bij aan het creëren van overleg en discussie over optimale klimaatregeling en de implementatie ervan in de praktijk.

Project: Gezonde vleeskuikens door een optimale ventilatie 

Eindbrochure gezonde vleeskuikens door een optimale ventilatie

Bioremediatie West

In dit project willen we land- en tuinbouwers verder sensibiliseren rond het vermijden van puntvervuilingen, in het bijzonder in de sectoren waar deze problematiek nog minder gekend is. Daarnaast willen we de aanleg van vul- en spoelplaatsen en zuiveringssystemen voor restwater van het spuittoestel in alle sectoren stimuleren.

Project: Bioremediatie West

Eindbrochure bioremediatie West

Bioremediatie Oost

Gewasbeschermingsmiddelen helpen om de opbrengst en de kwaliteit van gewassen te verbeteren. Ze kunnen echter in het oppervlaktewater terecht komen via afspoeling, spuitdrift en drainage, maar ook door puntvervuiling. Voorbeelden hiervan zijn het morsen tijdens het vullen van de spuittank, het wegwaaien van afsluitdoppen en het reinigen van de spuittank. Via praktijkdemonstratie worden landbouwers technieken aangeleerd die op hun bedrijf kunnen worden gebruikt om puntvervuiling te vermijden.

Project: Bioremediatie Oost

Diffuse vervuiling door gewasbeschermingsmiddelen in de akkerbouw beperken: hoe praktisch aanpakken?

De globale doelstelling van het project is akkerbouwers sensibiliseren om vervuiling van het oppervlaktewater door drift en afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen te vermijden. Via publicaties, voorlichting en demonstraties zullen verschillende maatregelen en technieken worden gedemonstreerd en toegelicht.

Project: Diffuse vervuiling door gewasbeschermingsmiddelen in de akkerbouw beperken: hoe praktisch aanpakken?

Folder aardappeldrempeltjes

Folder driftreductie en spuithulp

Fytobijlage 2016

2012

Verantwoord antibioticagebruik in de intensieve veehouderij

Het antibioticumgebruik in de Belgische veehouderij in functie van de biomassa is bij de hoogste in Europa (BelVet-Sac Rapport, 2012). Vooral het gebruik van sulfonamiden/trimethoprim, penicillines en tetracyclines is zeer hoog. Heel wat pathogenen vertonen reeds hoge resistentie tegen deze antibiotica (Rapport DGZ, 2008), wat aantoont dat het ‘blind’ gebruik van antimicrobiële middelen, naast een reëel risico voor de dier- en volksgezondheid, ook een zinloze meerkost betekent voor de landbouwsector.

Naast de economische impact van antibioticagebruik in de veehouderijsector is er ook de toenemende maatschappelijke druk op de intensieve veehouderij. Deze maatschappelijke druk dwingt de sector om verantwoord om te springen met antibioticumgebruik en dwingt de sector tot maatregelen.. Het demoproject zal de intensieve veehouderijsector mee vooruit helpen. Het demoproject toont bedrijven hoe ze rationeel kunnen omgaan met antibiotica en hoe het mogelijk is om minder antibiotica te gebruiken op hun bedrijf.

Project: Verantwoord antibioticagebruik in de intensieve veehouderij (oproep 2012)

Verantwoord gebruik van antibiotica in de Vlaamse melkveehouderij door communicatie, opleiding en begeleiding

De melkveehouder zal vaak proberen de uiergezondheidsproblemen op zijn bedrijf op te lossen of te voorkomen door het (veelvuldig) inzetten van antibiotica. Door onwetendheid worden vaak de verkeerde producten op het verkeerde moment toegediend aan de verkeerde dieren bv. chronisch geïnfecteerde dieren die geen kans hebben om te genezen.

In een recente studie werd vastgesteld dat in Vlaanderen de behandeling en preventie van mastitis de belangrijkste reden is voor antibioticagebruik op melkveebedrijven (Feyen et al., 2004). Dit verhoogt het risico op het induceren van resistente (commensale) pathogenen, op overdracht van resistentiegenen en op aanwezigheid van residuen in melk of zuivelproducten, wat een probleem kan stellen voor de voedselveiligheid en de verwerking van de melk. Niet zelden wordt trouwens de veehouderij met de vinger gewezen als oorzaak van de toenemende resistentie bij humane pathogenen. Ook al is dit oorzakelijke verband niet bewezen, toch is de suggestie ervan alleen al erg schadelijk voor het imago van de veehouderij in het algemeen en voor de melkveehouderij en zuivelindustrie in het bijzonder. Nieuwe preventiemethodes die afstappen van het veelvuldig gebruik van antibiotica dringen zich om die redenen op en zouden gebaseerd kunnen zijn op toepassingen gebaseerd op een competitieve beschermende commensale flora (het Nurmi-concept).

Door veehouders op bovenstaande problemen te wijzen en vooral verantwoord antibioticagebruik nog meer te implementeren in de dagelijkse bedrijfsvoering, zal het project een belangrijke inbreng doen om dit te realiseren.

Project: Verantwoord gebruik van antibiotica in de Vlaamse melkveehouderij door communicatie, opleiding en begeleiding (oproep 2012)

Brochure: Verantwoord gebruik van antibiotica in de Vlaamse melkveehouderij door communicatie, opleiding en begeleiding (255,32 KB, 2012)

Optimalisatie van het houden van intacte beren en immunocastraten

Hoewel de varkensstapel veel kleiner is dan eind jaren negentig, blijft de varkenshouderij vanuit economisch oogpunt een heel belangrijke sector binnen de Vlaamse land- en tuinbouw. De varkenssector neemt bijna 30% van de productiewaarde van de Vlaamse agrarische sector voor zijn rekening.

Volgens de mei-enquête 2009 zijn er 5.933.238 varkens: 1.605.570 biggen tot 20 kg, 1.219.002 varkens van 20 tot 50 kg, 2.584.755 vleesvarkens van 50 kg en meer (inclusief reforme zeugen en beren) en 523.911 fokvarkens van 50 kg en meer. In 2011 werden 11,8 miljoen varkens geslacht in België, waarvan 5,9 miljoen mannelijke varkens.

Aangezien omwille van welzijnsredenen vooropgesteld wordt om tegen 1 januari 2018 om te schakelen naar het afmesten van intacte beren of immunocastraten, moeten de toepassing van deze alternatieven in de praktijk geoptimaliseerd worden.

Project: Optimalisatie van het houden van intacte beren en immunocastraten (oproep 2012)

Brochure: Optimalisatie van het houden van intacte beren en immunocastraten (487,59 KB, 2012)

Een geïntegreerde aanpak in de akkerbouw: de weg naar duurzame landbouw verder zetten

De globale doelstelling van het project “ Een geïntegreerde aanpak in de akkerbouw: de weg naar duurzame landbouw verder zetten” is om de landbouwers in Vlaanderen te ondersteunen om geïntegreerde gewasbescherming (IPM) toe te passen op een manier die voor hen geschikt en haalbaar is. Opdat de telers IPM kunnen toepassen dienen zij over de nodige informatie en kennis te beschikken. Het zal immers vanaf 1 januari 2014 in kader van de randvoorwaarden (GLB) verplicht zijn aan te tonen dat IPM op bedrijfsniveau wordt toegepast.

Project: Een geïntegreerde aanpak in de akkerbouw: de weg naar duurzame landbouw verder zetten (oproep 2012)

Brochure:

Een geïntegreerde aanpak in de akkerbouw: de weg naar duurzame landbouw verder zetten (Inhoudelijke brochure) (6,83 MB, 2012)

Een geïntegreerde aanpak in de akkerbouw: de weg naar duurzame landbouw verder zetten (Technische brochure) (2,9 MB, 2012)

Geïntegreerde gewasbescherming in de sierteelt

Geïntegreerde gewasbescherming (integrated pest management of IPM) wordt vanaf 1 januari 2014 verplicht in land- en tuinbouw, inclusief de sierteelt. IPM is gebaseerd op acht basisprincipes en laat de teler toe op een duurzame (ecologisch en economisch) en efficiënte manier plagen, ziekten en onkruiden te bestrijden. Via praktijkvoorbeelden (demobedrijven, presentaties en publicaties) zullen de IPM-basisprincipes aan siertelers worden gedemonstreerd zodat zij deze vlot in hun teelt kunnen integreren.

Project: Geïntegreerde gewasbescherming in de sierteelt (oproep 2012)

Brochure: Geïntegreerde gewasbescherming in de sierteelt (1,84 MB, 2012)

Integratie van IPM in de vollegrondsgroenteteelt in Vlaanderen

De doelstelling van het project is om de land- en tuinbouwers zo goed mogelijk te ondersteunen om IPM toe te passen op een manier die voor hun bedrijf geschikt en haalbaar is. Het voorliggende project zal middels demoproeven op verschillende proefveldplatformen verspreid over Vlaanderen de kennis omtrent geïntegreerde gewasbescherming aan de landbouwers demonstreren. Bij de verschillende demoproeven zal ook het economische aspect benaderd worden.

Project: Integratie van IPM in de vollegrondsgroenteteelt in Vlaanderen (oproep 2012)

Brochure: Integratie van IPM in de vollegrondsgroenteteelt in Vlaanderen (216,14 KB, 2012)

Witloof en IPM (WEI)

Bij de uitvoering van het project Witloof en IPM wordt gestreefd naar de implementatie van IPM in elk stadium van de witloofteelt.  Het doel is om alle witloofproducenten te informeren over de toepassing van IPM op het eigen bedrijf. Hiervoor stellen de projectpartners een brochure op. Witloofproducenten zullen geïnformeerd worden tijdens studiedagen, audits op enkele voorbeeldbedrijven en tijdens bedrijfsbezoeken. Via elektronische weg zal actuele informatie snel verspreid worden.

Project: Witloof en IPM (WEI) (oproep 2012)

Brochure: Witloof en IPM (WEI) (86,9 KB, 2012)

Implementatie van IPM in de druiventeelt

In dit demoproject wordt gedemonstreerd  dat telen volgens de principes van IPM technisch en economisch verantwoord is door het implementeren en uitbreiden van het waarschuwingssysteem. Hierdoor kunnen de gewasbeschermingsmiddelen gerichter ingezet worden. Extra aandacht wordt geschonken aan natuurlijke predatoren en parasitoïden.

De begeleiding en sturing van een groep sterk vernieuwende druiventelers zal bijdragen tot implementatie van de Europese richtlijn 2009/128/EC.

Project: Implementatie van IPM in de druiventeelt (oproep 2012)

Brochure: Implementatie van IPM in de druiventeelt (281,02 KB, 2012)

2011

N naar de aardappel brengen en zo N efficiënter benutten

De globale doelstelling van dit project is om aan te tonen dat door een betere benutting van de toegediende stikstofmeststoffen het nitraatresidu in het najaar kan beperkt worden. De nadruk ligt op het verhogen van de efficiënte van de toegediende dosis. Verschillende bemestingstechnieken kunnen hierbij helpen. In het project wordt vooral gefocust op enerzijds rijenbemesting bij het planten van de aardappelen en anderzijds bijbemesting tijdens het groeiseizoen en dit in combinatie met een beredeneerde meststoffenkeuze.

Een eerste doelstelling is het belang aan te tonen van het streven naar een hogere benutting van de toegediende stikstofdosis. Dit moet resulteren in een daling van nutriëntenverliezen naar het milieu. Hierin kadert ook de bewustwording omtrent het belang van de stikstofmineralisatie tijdens het groeiseizoen en de aanvoer van nutriënten met hun verwachte bemestingswaarde uit de toegediende dierlijke mest.

De tweede doelstelling is de haalbaarheid en performantie van de diverse technieken (waaronder rijenbemesting) aan te tonen op demovelden en praktijkpercelen. Eventuele beperkingen van deze technieken moeten op een correcte manier gecommuniceerd worden naar de individuele aardappelteler. Het duidelijk aantonen van het belang van de juiste meststoffenkeuze voor het optimaliseren van de N-voeding van het aardappelgewas en bijgevolg minimaliseren van het nitraatresidu kadert in deze doelstelling.

De derde doelstelling is het aanzetten tot het op ruimere schaal benutten van de mogelijkheden van deze technieken. Hoe ruimer deze technieken worden toegepast in de praktijk, des te groter de globale milieuwinst door het beperken van de nutriëntenverliezen naar het milieu. Dit resulteert in globaal lagere nitraatresidu’s na de aardappelteelt wat door het grote aardappelareaal in Vlaanderen in nauwe relatie staat met de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater.

Brochure:

N naar de aardappel brengen en zo N efficiënter benutten (178,02 KB, 2011)

N naar de aardappel brengen en zo N efficiënter benutten - Technische resultaten (1,76 MB, 2011)

Brochure 'Rijenbemesting in de aardappelteelt' (1,09 MB, 2011)

Brochure 'Rijenbemesting in de aardappelteelt - Deel 2' (1,09 MB, 2011)

Groenbedekkers in strijd tegen het nitraatresidu

Groenbedekkers kunnen een krachtig middel vormen in de strijd tegen het nitraatresidu.  Via demonstrerende proeven wordt in eerste instantie getracht het potentieel van groenbedekkers om het nitraatresidu te verlagen aan te tonen. Ook het effect van verschillen in inzaaitijdstip (voorjaarszaai en najaarszaai op 15/08, 01/09 en 15/09), en het gebruik van verschillende soorten groenbedekkers (gele mosterd, rammenas, phacelia, raaigras, rogge en haver) op N-opname en vrijstelling (tijdstip en hoeveelheid) wordt gedemonstreerd. Aan de hand van geregelde staalname wordt de nitraattoestand van de bodem opgevolgd. Ten slotte wordt ook de bijdrage van groenbedekkers aan de organische stof in de bodem, en de economische meerwaarde van groenbedekkers door besparingen op kunstmeststoffen onder de loep genomen.

Brochure: Groenbedekkers in strijd tegen het nitraatresidu (207,45 KB, 2011)

Maïs bemesten: oude principes, nieuwe technieken

Als gevolg van MAP IV dient  de bemesting van maïs geoptimaliseerd en verfijnd te worden met het oog op het behoud van opbrengst en kwaliteit bij verscherpte bemestingsnormen. Een zo hoog mogelijke benutting van de aanwezige voedingsstoffen leidt tot een beperking van de verliezen naar het milieu toe wat een lager nitraatresidu en een verbetering van de waterkwaliteit betekent. Efficiënter bemesten moet ook leiden tot een beter economisch resultaat. Het LCV wil dit bereiken door de reeds gekende rijenbemesting bij maïs nog verder te optimaliseren. Niet alleen rijenbemesting met kunstmest maar ook de rijenbemesting met drijfmest komt aan bod. Verder gaat het project dieper in op de bemesting van de teeltcombinatie gras-maïs of gras-rogge.

Brochure: Maïs bemesten: oude principes, nieuwe technieken

Optimaal en duurzaam bemesten met innovatieve technieken (OBIT)

De belangrijkste instrumenten waarover een groenteteler beschikt om tot een aanvaardbaar nitraatresidu te komen worden in de kijker gezet. Uit de resultaten van de nitraatresiduwaarden van de mestbank blijkt dat de groenteteelt niet goed scoort op vlak van nitraatuitspoeling. Dit is vaak te wijten aan een foutieve bedrijfsvoering meestal door onwetendheid van de teler. Met dit project worden de telers gesensibiliseerd en krijgen ze methoden aangeboden waarmee ze aan de slag kunnen. Ook voor de telers die wel correct werken, kunnen de nieuwe ontwikkelingen interessant zijn. Daarnaast worden de verschillende technieken economisch benaderd. De nieuwe strategieën worden vergeleken met de klassieke teeltwijze en een kosten/baten analyse wordt opgesteld. In de referentieperiode (1 oktober – 15 november) zal de balans opgemaakt worden tussen het economische aspect (besparen bemesting, prijsvorming, kwaliteit en opbrengst) van de teelt en de milieukundige winst (nitraatresidu) die geboekt werd.

Brochure: Optimaal en duurzaam bemesten met innovatieve technieken (OBIT) (202,21 KB, 2011)

Kwaliteitsvolle planten met reductie van nutriëntenuitspoeling op tray- en containervelden

Dit project tracht een oplossing te vinden om aardbeiplanten en sierteeltgewassen op tray- en containervelden op te kweken volgens de MAP-normen. Aardbeitelers kweken zelf plantmateriaal op voor gebruik in de eigen productieteelten het jaar nadien. Dit gebeurt op trayvelden in open lucht. Een deelsegment van de siertelers teelt planten op containervelden in open lucht zoals een uitgebreid gamma aan boomkwekerijgewassen en Ericaceae. Zowel in de aardbeisector als in de sierteelt is er een grote verscheidenheid tussen de bedrijven. Er worden verschillende teeltsystemen en irrigatie- en bemestingsstrategieën toegepast.

Brochure: Kwaliteitsvolle planten met reductie van nutriëntenuitspoeling op tray- en containervelden (3,58 MB, 2011)

Grasland scheuren en vernieuwen op maat van het milieu

Het scheuren van grasland heeft een sterke invloed op de aanwezigheid van nitraatstikstof en organische stof in de bodem. Landbouwkundig blijft grasland scheuren en vernieuwen in de nazomer of het vroege najaar het meest aangewezen.  Het nadeel van scheuren op dat tijdstip is de sterke mineralisatie van de  afgestorven, ondergewerkte zode op het moment dat het nieuw ingezaaide gras nog te weinig ontwikkeld is om de grote voorraad aan beschikbare N  op te nemen. Anderzijds leidt het in het voorjaar scheuren en opnieuw grasland inzaaien tot aanzienlijke opbrengstverliezen. De invloed van het tijdstip van scheuren op de benutting van de vrijgekomen stikstof en op de nitraatreserve of -rest in de bodem wordt in het project gedemonstreerd. Ook de beheersing van het nitraatresidu door een juiste keuze van het volggewas en een aangepaste manier van bemesten wordt getoond.

Brochure: Grasland scheuren en vernieuwen op maat van milieu

Het KNS-bemestingssysteem toegepast in de grondgebonden sierteelt

Binnen dit project is het de bedoeling een bemestingsysteem te introduceren in de sierteelt. Aan de hand van één of meerdere bodemstaalnames zal de bemesting gestuurd worden. In dit systeem zal rekening gehouden worden met de hoeveelheid minerale stikstof aanwezig in het voorjaar, de hoeveelheid nutriënten die vrijkomen via mineralisatie en de plantbehoefte. Door gerichte demonstratieve en sensibiliserende acties zullen de telers gestimuleerd worden duurzaam om te gaan met de stikstofbemesting van hun teelt. Het bemestingsysteem zal per deelsector aan de hand van enkele typegewassen gedemonstreerd worden. De deelsectoren zijn boomkwekerij, potchrysanten en knolbegonia. Voor de boomkwekerij worden zowel voor laanbomen als voor bos- en haagplantsoen demonstratieproeven aangelegd.

Brochure: Het KNS-bemestingssysteem toegepast in de grondgebonden sierteelt (3,09 MB, 2011)

KNS en dierlijke werkzame N in Vlaanderen

Dit project beoogt de Vlaamse groentetelers wegwijs te maken in de verschillende systemen die MAP 4 toelaat om de bemestingsnormen in te vullen (werkzame N en totale N). Aan de hand van demonstrerende veldproeven wordt aan de teler getoond wat de gevolgen zijn van een keuze voor het ene of het andere systeem. Aangezien voor vele groetetelers dierlijke mest de goedkoopste en meest voorhanden meststof is, wordt bij de invulling van deze bemestingsnormen speciale aandacht gegeven aan de rol die dierlijke mest kan spelen in de groetenteelt. Verspreid over Vlaanderen worden 6 demovelden aangelegd waar dit gedemonstreerd wordt.

Brochure: KNS en dierlijke werkzame N in Vlaanderen (208,33 KB, 2011)

Organische bemesting en MAP4 doorheen de biologische sector

Dit project wil, voor de meest belangrijke sectoren in de Vlaamse biologische landbouw, enerzijds een antwoord bieden op een aantal nieuwe vragen en uitdagingen in de context van MAP4 en anderzijds een brug slaan tussen sectoren om tot een meer gesloten biologische nutriëntenkringloop te komen op het niveau van de Vlaamse biologische landbouwsector in zijn geheel. Hierbij wordt ook rekening gehouden met bodembeheer, het organische stofgehalte in de bodem en bedrijfseconomische randvoorwaarden.

Brochure: Organische bemesting en MAP4 doorheen de biologische sector (400,41 KB, 2011)

Telen zonder spui in de glastuinbouw

Sinds de uitvaardiging van de Nitraatrichtlijn en de opvolging van de MAP-meetpunten wordt de norm van 50 mg NO3- L-1 nog te vaak overschreden met name in gebieden met veel glastuinbouw. Dit project wil via bewustmaking de teler van vruchtgroenten, snijbloemen en pot- en perkplanten aanzetten tot een meer doorgedreven hergebruik van drainwater zodat de hoeveelheid spui drastisch kan worden gereduceerd en eventueel voorkomen worden. Voor telers die niet zonder spui kunnen telen, wordt een alternatieve, biologische zuiveringsstrategie gedemonstreerd.

Brochure: Telen zonder spui in de glastuinbouw (846,54 KB, 2011)

2010

Veel geblaat, maar (te) weinig wol

Dit project wou o.a.:

  • De wol en haar kwaliteits-, managements-, dierenwelzijns-, diergezondheidsaspecten onder de aandacht van schapenhouders brengen.
  • De houders van kleine herkauwers via de enquêtes en bedrijfsbezoeken bij de problematiek betrekken.
  • In kaart brengen welke soorten vachttypes er bestaan en welke keuze kan worden gemaakt in functie van beheer. Bij extensief beheer kan best de keuze worden gemaakt voor rassen die minder kans op myiasis geven, zoals bv. zelfruiende schapen of haarschapen.
  • Demonstreren dat door een goede opvolging van de vachtkwaliteit (raskeuze, bevuilingsgraad, moment van scheren, preventieve behandeling tegen myiasis en/of schurft…) de bedrijfsverliezen kunnen worden beperkt en de rendabiliteit van de bedrijven kan worden opgekrikt.
  • Verschillende scheeraspecten (tijdstip, achterhand scheren, lammeren scheren…) en de foktechnische en bedrijfseconomische gevolgen daarvan demonstreren
  • Creëren van een platform voor discussie, overleg en openheid rond het thema ‘wol en huid’ in de schapenhouderij.

Brochure: Veel geblaat, (te) weinig wol.pdf (459 KB, 2010)

Demonstratie van geavanceerde technieken voor kunstmatige inseminatie in de bijenteelt

In de laatste decennia heeft de technologie van de kunstmatige inseminatie in de bijenteelt zich ontwikkeld in het kader van beredeneerde selectieprogramma's. Zo ook in Vlaanderen, waar we vaststellen dat een aantal imkers met succes inseminaties uitvoeren. Er wordt evenwel in hoge mate naar individueel inzicht gehandeld, waardoor de efficiëntie niet steeds aan de verwachtingen beantwoordt. Door georganiseerde demonstraties van moderne technieken van spermavermenging, het gebruik van varianten van KI-toestellen en een verhoogd aseptisch werken met o.a. UV-C straling zal een aanmerkelijk hogere efficiëntie worden bereikt.

Precisievoeding van vleesvarkens: Meerfazenvoeding op basis van zelfgeteelde eiwitbronnen

Dit project wou aantonen dat de combinatie van alternatieve eiwitbronnen en meerfasenvoeding aanleiding kan geven tot een hoger aandeel eigen geteelde eiwitrijke voedermiddelen en een lagere eiwitinput bij de productie van varkensvlees. Dit resulteert dan in een reductie van de afhankelijkheid van de soja-import in Vlaanderen.

In de brochure 'Alternatieve eiwitbronnen in de voeding van vleesvarkens' vindt u een beschrijving van de sojaproblematiek en situatie in Europa en een overzicht van de belangrijkste eiwitbronnen die in de varkensvoeding gebruikt kunnen worden om sojaschroot te vervangen.

Brochure:

Alternatieve eiwitbronnen in de voeding van vleesvarkens.pdf (2,0 MB, 12 maart 2014)

Brochure meerfasenvoeding.pdf (1,8 MB, 12 juni 2014)

Economische en technische kengetallen in het moderne varkensbedrijf

Technische kengetallen beschrijven vooral de productiviteit (biggen- en vleesproductie) en het (kracht)voederverbruik. De economische kengetallen gaan in op de krachtvoeder-, de biggen- en de vleesvarkensprijs van de bedrijven. Meer en meer lijkt er een discrepantie te groeien tussen technische en economische kengetallen. Het streven naar zeer hoge technische kengetallen is niet of niet evenredig gerelateerd aan de inspanningen en meer nog, is niet evenredig aan de financiële opbrengsten. De bedoeling is om drie economische belangrijke kengetallen onder de aandacht te brengen, met name:

  • in de zeugenhouderij: productiegetal
  • bij vleesvarkens: voederconversie en hokdensiteit

Brochure: Economische en technische kengetallen in het moderne varkensbedrijf (306,24 KB, 2010)

Hoe geuremissies beheersen?

Binnen het project “Hoe geuremissies beheersen?” werden via snuffelploegmetingen verschillende maatregelen en innovatieve technieken geëvalueerd zoals het optimaliseren van de ventilatie tot meer technische maatregelen zoals (combi)luchtwassers.

De brochure Hoe geuremissies beheersen bundelt de artikels die tijdens het project in de vakpers zijn verschenen. Het eerste artikel gaat in op de verschillende oorzaken van geuremissie door varkensstallen. Het tweede handelt over de wijze waarop men objectief geur en geurhinder in kaart tracht te brengen. Het derde artkel over de brochure Boeren met buren leert ons doorheen vier praktijkgetuigenissen dat een goede communicatie met je buren en de nabije omgeving een cruciale impact hebben op je bedrijfsvoering en de eventuele toekomstplannen voor land- en tuinbouwbedrijven. Het laatste artikel getuigt over de mogelijke geurreductie met een combiwasser.

Brochure:

Hoe geuremissies beheersen.pdf (3,3 MB, 14 februari 2014)

Boeren met buren.pdf (2,5 MB, 25 oktober 2013)

Efficiënt gebruik kengetallen melkvee voor optimalisatie bedrijfsvoering

De brochure geeft een overzicht van de 5 artikelen die verschenen in kader van het project ‘Efficiënt gebruik kengetallen melkvee voor optimalisatie bedrijfsvoering’. Dit project had tot doel de melkveehouders beter het belang van de kengetallen rond melkproductie, vruchtbaarheid, (kracht)voederverbruik, uiergezondheid, … te doen inzien.

Biologische landbouw is vaak een voorloper als het gaat over duurzaamheid. Met dit project werd via kengetallen aangeduid waar de biologische aanpak verschilt met de gangbare.

Brochure:

Efficient gebruik kengetallen melkvee voor optimalisatie bedrijfsvoering (5,8 MB, 25 oktober 2013)

Bedrijfsvoering melkvee.pdf (3,7 MB, 8 mei 2014)

2008

Bijproducten van de bio-ethanolproductie

De voederkosten van het melkvee bedragen meer dan 50% van de kostprijs van de melk. Een gedeelte van de eiwitvoorziening van melkvee steunt op ingevoerde eiwitbronnen zoals sojaschroot. Er is een groeiende druk van de publieke opinie op deze import. Daarnaast zijn er de laatste jaren een serie van bijproducten van de bio-energiewinning op de markt gekomen. De waarde van deze bijproducten zijn bij de veehouders echter niet goed bekend. Een correcte waardering van de producten is dus zeer belangrijk. 

Brochure: Bijproducten van de bio-ethanolproductie

Delen: